e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Maastricht

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
crypte crypte (<fr.): crypte (Maastricht, ... ), kripte (Maastricht), grafkelder: grāāfkelder (Maastricht), krocht: kroch (Maastricht, ... ), krocht (Maastricht), krochte (Maastricht) De ruimte, de kelder onder het priesterkoor, vroeger gebruikt als grafkelder [crypte, krocht?]. [N 96A (1989)] III-3-3
cr√äpe crêpe: krɛp (Maastricht) Gekroesd, niet glanzend weefsel van linnen draden. Men mag deze stof niet of nauwelijks strijken. [N 62, 76; N 59, 201; N 62, 75c; N 62, 75d; MW; monogr.] II-7
daas (tabanidae) daas: daas (Maastricht), daasvlieg: Endepols  daasvleeg (Maastricht), paardsvlieg: horzel, paardevlieg JK: ondergebracht bij daas  peerdsvleeg (Maastricht), ook ZND 1u, 30  pe:rtsvle:x (Maastricht), pērtsvlēg (Maastricht), WBD/WLD ?  peersvleeg (Maastricht), WLD  peerdsvleeg (Maastricht), praam: braam (Maastricht, ... ), praam (Maastricht, ... ), steekvlieg: steekvleeg (Maastricht), vlieg: WBD/WLD  vleeg (Maastricht) daas, paardenvlieg [ZND 01 (1922)] || Hoe noemt u de grote vlieg waarvan verschillende soorten in ons land voorkomen. De wijfjes zuigen bloed bij grote zoogdieren en mensen. De grote soorten steken pijnlijk en achtervolgen mensen en dieren met grote hardnekkigheid (daas, dazerik, dol) [N 83 (1981)] || horzel [ZND 27 (1938)] || paardenhorzel (eieren in de haren van paarden, larven in maag en darmen) [DC 18 (1950)] || runderhorzel (larven in de huid van runderen) [DC 18 (1950)] || steekvlieg III-4-2
dadel dadel: dadel (Maastricht), dadəl (Maastricht, ... ), eigen spellingsysteem  dadel (Maastricht), Endepols  dadel (Maastricht), WBD/WLD  daadəl (Maastricht), dààdəl (Maastricht), dáádəl (Maastricht), WLD  daadəls (Maastricht), oostersvijg: oostersviege (Maastricht), Endepols  oostersvijg (Maastricht), WBD/WLD  oostersvĭjg (Maastricht), oostervijg: oostervijg (Maastricht), WLD  oostər véjg (Maastricht) De vrucht van de dadelpalm (dadel, smeerlap, vijgedaal). [N 82 (1981)] III-2-3
dagelijkse zonde dagelijkse zonde: dagelikse zun (Maastricht), dagelukse zonde (Maastricht) Dagelijkse zonde [leslieje zung]. [N 96D (1989)] III-3-3
dageraad aanbreken: aonbreekə (Maastricht), aonbreke (Maastricht), dag in de lucht: den daag in de log (Maastricht), dag worden: daag weurde (Maastricht), dageraad: dageraod (Maastricht), daogeraod (Maastricht), het begint dag te worden: begènt daag te wēre (Maastricht), krieken: krikke (Maastricht, ... ), morgen: meurge (Maastricht), morgenlicht: mörrigeleech (Maastricht), s morgens vroeg: smörəgəs vreug (Maastricht) dageraad || het aanbreken van de dag [lamieren, krieken] [N 91 (1982)] III-4-4
dagmissaal dagmissaal: daag-missaal (Maastricht), daagmisaal (Maastricht), daagmissaol (Maastricht), missaal: missaal (Maastricht, ... ) Een kerkboek met misgebeden voor alle dagen van het kerkelijk jaar [dagmissaal?]. [N 96B (1989)] III-3-3
dagvaarden laten voorkomen: laotə véúrkómmə (Maastricht), ontbieden: oontbeje (Maastricht), oproep: oproop (Maastricht, ... ), oproepen: oprope (Maastricht), voor het gerecht trekken: veur ’t gerech trèkke (Maastricht) iemand laten weten dat hij voor de rechter moet verschijnen [ontbieden, pressen] [N 90 (1982)] III-3-1
dagvaarding <omschr.> iemand voor het gerecht trekken: iemes veur ’t gerech trèkke (Maastricht), dagement: dagemint (Maastricht), dagvaarding: dachvaarding (Maastricht), dagvaarding (Maastricht, ... ), dagvaarding kriegə (Maastricht), gedagvaard (volt. deelw.): gedagvaard (Maastricht), oproep: oproop (Maastricht), ōproop (Maastricht) de mededeling aan een verdachte of getuige dat hij op een bepaald tijdstip voor de rechter moet verschijnen [dagvaarding, dagement] [N 90 (1982)] III-3-1
dahlia (dahlia cav.) dahlia: dalia (Maastricht), Spelling: \"fonetisch\  daaahliaa (Maastricht) Dahlia. De buitenste omwindselblaadjes, 5 in getal, zijn neergebogen of geheel omgeslagen. De bladeren zijn in brede slippen verdeeld. Bij sommige variëteiten zijn de lintbloemen in de lengte opgerold, of opgerold met een punt, daardoor krijgt de hele blo [N 92 (1982)] III-2-1