e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Maastricht

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
dameskleermaker dameskledermaker: dāmǝsklęjǝrmēkǝr (Maastricht) Persoon die alleen werk voor vrouwen maakt. [N 59, 195d] II-7
dameskous? kous: A, höbs dich ei paar nuij kouse? (Maastricht), Anna, höbste e paar neuij kouse? (Maastricht), Anna, höbste e paar nui kouse? (Maastricht) Anna, heb je een paar nieuwe kousen? [DC 14A (1946)] III-1-3
dameslaars bottine: battone (Maastricht), dameslaarsje: damesleerske (Maastricht), damesstevel: damesstievel (Maastricht) vrouwenlaars [stevelet] [N 24 (1964)] III-1-3
damesmantel jas: jas (Maastricht, ... ), mantel: ma:ntəl - ma:ntələ (Maastricht), mantel (Maastricht, ... ), mantəl (Maastricht), manteltje: mentelke (Maastricht) damesmantel; inventarisatie huidige uitdrukkingen; betekenis/uitspraak [N 25 (1964)] || damesmantel; inventarisatie vero uitdrukkingen; betekenis/uitspraak [N 25 (1964)] || mantel (enkelvoud - meervoud) [ZND 01 (1922)], [ZND m] III-1-3
damesonderbroek damesbroekje: damesbreukske (Maastricht), onderbroek: onderbrook (Maastricht) Onderbroek voor vrouwen. [DC 62 (1987)] III-1-3
damesonderhemd dameshemd: dameshumme (Maastricht) onderhemd, onderkledingstuk dat op het blote lijf gedragen wordt [im, emmek, hem, himp, kemsel, liejms, sjmies, vlok] [N 25 (1964)] III-1-3
damesschoen met hoge of halfhoge hak damesschoen: dames scheun (Maastricht) damesschoenen met hoge of halfhoge hak [N 24 (1964)] III-1-3
dammen dammen: Karte 92.  dammen (Maastricht) Dame spielen. III-3-2
damp, stoom damp: daamp (Maastricht), damp (Maastricht), gadem: gajem (Maastricht, ... ), gājəm (Maastricht), gèjem (Maastricht), gaaiem, gadem, gaam en gazem niet in WNT  gaajem (Maastricht), stoom: stoom (Maastricht), sto‧um (Maastricht), wasem: wasem (Maastricht, ... ) damp van kokend water [DC 28 (1956)] || stoom, damp [ZND m] || wasem, damp [ZND m] III-4-4
dampen dampen: dampe (Maastricht, ... ), dampen (Maastricht, ... ), dāmpə (Maastricht), dààmpe (Maastricht), Heer zaot weer te dampe wie ¯n sjouw De koojketel, dee boven d¯n heerd op e fommevuur hóng te dampe  dampe (Maastricht), paffen: paffe (Maastricht, ... ), paffen (Maastricht), pāffə (Maastricht), paven: pave (Maastricht, ... ), pāāvə (Maastricht), pààvə (Maastricht), wasemen: waseme (Maastricht), zwademen: zjwame (Maastricht), zjwāāmə (Maastricht) afgeven || dampen || paffen; Hoe noemt U: Op een hoorbare manier roken; geweldig veel roken (paffen, plotsen) [N 80 (1980)] || Wat zegt u in uw dialect tegen \"dampen\"? (dampen, dompen, doempen) [N 104 (2000)] III-2-1, III-2-3