e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Maastricht

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
de duigen stapelen opstapelen: ǫpstāpǝlǝ (Maastricht), stapelen: stāpǝlǝ (Maastricht) De gekliefde duigen kruislings in een vierkant of driehoek opstapelen. Tussen de duigen onderling wordt daarbij een ruimte opengelaten, waardoor een goede ventilatie ontstaat. [N E, 14a-b] II-12
de duigkoppen gelijkschaven afronden: ǭfrønǝ (Maastricht) Nadat de kimmen gekapt zijn, worden de duigkoppen aan beide zijden van het vat aan de bovenzijde vlakgeschaafd. Hierbij wordt gebruik gemaakt van een kopschaaf, soms ook van een blokschaaf (bijvoorbeeld in Heel (L 328)), een reischaaf (bijvoorbeeld in Panningen (L 290), Heel (L 328) en Hasselt (Q 2)) of een stalen schaaf (bijvoorbeeld in Gennep (L 164) en Klimmen (Q 111)). Zie ook het volgende lemma en de lemmata ɛblokschaafɛ, ɛreischaafɛ en ɛstalen schaafɛ in de paragraaf over de schaven bij de vaktaal van de timmerman.' [N E, 35b] II-12
de echtelijke staat echtelijke staat: echtelukke staot (Maastricht), getrouwd leven, het -: t getrowd leve (Maastricht), houwelijk: gelukkig -, slecht -  houwelik (Maastricht), houwelijkse staat: houweliken staot (Maastricht), howwelekse staot (Maastricht), houwelijksleven: houweliksleve (Maastricht), trouw, de -: in de trouw komt van alles kieke  trouw (Maastricht) de echt, de echtelijke staat || de echtelijke staat, het gehuwde leven [ieësjtand] [N 96D (1989)] || huwelijk; tijd die men getrouwd is || huwelijksleven III-2-2
de eerste keer bakken bakken: bakǝ (Maastricht), eerste bak: īrstǝ bak (Maastricht) [N 29, 60] II-1
de eg eegd/eeg: ēx (Maastricht  [(pl ēgǝ)]  ), eg: (pl ęqǝ)  ęq, ęk (Maastricht) Het vanouds bekende, uit een raam met pinnen bestaand werktuig, waarmee akkerland oppervlakkig bewerkt wordt. Dit lemma betreft de eg in het algemeen; benamingen voor de eg naar de vorm, naar het materiaal waarvan ze gemaakt kan zijn, en naar het te verrichten werk vindt men in de volgende lemmata. Hieronder worden de typen eegde, eegd/eeg en eg onderscheiden. Onder eegd/eeg zijn dialectvarianten met en zonder dentaal bijeengezet, omdat het i.v.m. met mogelijke apocope van de dentaal niet steeds duidelijk is of ze het ene dan wel het andere type vertegenwoordigen. In verband hiermee zijn achter de plaatsnummers (soms achter de enkelvoudsvarianten) ook de opgegeven meervoudsvormen vermeld. Onder verwijzing naar het hier gemaakte onderscheid (eegde, eeg(d), eg) wordt in de volgende lemmata het betrokken woord(deel) in de typen door [eg [JG 1a+ 1b; N 11, 67; N 11A, 154a; N 15, 4; N J, 10; N P, 18a; L 33, 52; A 13, 16a; A 40, 9; Gwn 7, 3; div.; monogr.] I-2
de heg knippen (de) heg scheren: de hèk sjeere (Maastricht), knippen: knippe (Maastricht, ... ), scheren: scheeren (Maastricht), schere (Maastricht), sjèere (Maastricht) De heg knippen (knippen, scheren, vegen) [N 79 (1979)] III-2-1
de hittegraad vaststellen kissen met spij: kišǝ mɛt spęj (Maastricht) De hittegraad van het persijzer vaststellen door met een natte vinger te voelen of bijv. door op het ijzer te spugen. [N 59, 78] II-7
de hort op? aan de zwier: aon de zwier (Maastricht), de rots op: vgl. Maastricht Wb. (pag. 357): rótsj of róts, snelle afglijding.  de rŏts op (Maastricht), op de rits zijn: vgl. Maastricht Wb. (pag. 352): rits, in de zegsw. op rits (of: op de rits, of: de rits op) zien, a) erop uit zijn voor zijn plezier; -b) op de lop zijn.  op de rits zien (Maastricht), op rits: vgl. Maastricht Wb. (pag. 352): rits, in de zegsw. op rits (of: op de rits, of: de rits op) zien, a) erop uit zijn voor zijn plezier; -b) op de lop zijn.  op rits (Maastricht), op rots: op rŏts (Maastricht), op schabberdebonk: vgl. Maastricht Wb. (pag. 370): schobberdebonk, sjabberdebónk, in de zegsw. op - goon, gaan klaplopen, schooieren. Ook wel: sjamberdebónk.  op sjabbeldeboonk (Maastricht) op merooi zijn: Kent u een woord: I. ---- (niet thuis zijn, de hort op zijn, vooral van vrouwen) II. andere uitdrukking [DC 43 (1968)] || Uitdrukking voor: veel weg zijn; dikwijls niet thuis wezen (een dergelijke uitdrukking wordt vaak gebruikt van huisvrouwen en is wat afkeurend. Men bedoelt dan: ze hoorde voor het huishouden te zorgen, maar ze is te vaak weg om dat goed te doen) [DC 28 (1956)] || woest en wild leven, met veel cafés bezoeken [wilden] [N 87 (1981)] III-3-1
de huid oprollen vouwen: vawǝ (Maastricht) Na het afhuiden wordt de runderhuid opgerold of opgevouwen. Van tevoren vouwt men de huid van de poten en de kop naar binnen. Soms zout men de huid om bederf te voorkomen. [N 28, 55] II-1
de huiszegen bidden huiszegen beden: hoeszege beije (Maastricht, ... ), hoeszege bèjje (Maastricht) De Huiszegen bidden. [N 96B (1989)] III-3-3