20101 |
doornhaag |
doornenheg:
dø̄rǝhęk (Q095p Maastricht)
|
Haag van haagdoorns of andere doornstruiken. [A 25, 4a; R I, 46; Vld.; monogr.]
I-8
|
24619 |
doornstruik |
doornenstruik:
deure(ne)stroek (Q095p Maastricht),
dorestroek (Q095p Maastricht)
|
doornstruik
III-4-3
|
28971 |
doorslagsteek |
tekendraad:
tęjkǝndrǭt (Q095p Maastricht)
|
De steek die men gebruikt voor het doorslaan. Het is een rijgsteek, die een voor- of achtersteek kan zijn. Met behulp van deze brengt men de krijtlijnen welke op de ene zijde van de stof staan, over op de andere zijde. De steken volgen elkaar in regelmatige afstand op en worden doorgeknipt (Gerritse, pag. 39). [N 59, 51a; N 62, 6; N 62, 16a]
II-7
|
20398 |
dopeling |
doopkind:
duipkeend (Q095p Maastricht, ...
Q095p Maastricht),
dopeling:
duipeling (Q095p Maastricht, ...
Q095p Maastricht),
dööpeling (Q095p Maastricht)
|
de dopeling, het doopkind [N 96D (1989)] || dopeling
III-2-2
|
20848 |
dopen |
dopen:
doejpə (Q095p Maastricht),
duipe (Q095p Maastricht, ...
Q095p Maastricht),
döipə (Q095p Maastricht),
dööpe (Q095p Maastricht),
accent op eerstvolgende klinker
d^ö.pə (Q095p Maastricht, ...
Q095p Maastricht),
soppen:
soppe (Q095p Maastricht),
sòppe (Q095p Maastricht)
|
doopen (dopen) [RND] || dopen [RND] || Dopen. [N 96D (1989)], [ZND 01 (1922)] || indopen van het brood b.v. in de koffie: soppen [N 08 (1961)]
III-2-3, III-3-3
|
33521 |
doperwten |
doperwtjes:
doperretsjes (Q095p Maastricht),
doppertjes:
dupperkəs (Q095p Maastricht),
erwten:
erret (Q095p Maastricht),
èrrete (Q095p Maastricht),
eigen spellingsysteem
ert (Q095p Maastricht),
WBD/WLD
èrtə (Q095p Maastricht),
erwtjes:
èrretsjes (Q095p Maastricht),
Endepols
ertjes (Q095p Maastricht),
WBD/WLD
ertsjəs (Q095p Maastricht),
WLD
èrrətsjəs (Q095p Maastricht),
groene erwten:
greun ert (Q095p Maastricht),
jonge erwten:
jong ertə (Q095p Maastricht),
jonge erwtjes:
WLD
jong èrtsjəs (Q095p Maastricht),
krombekken:
= erwtensoort / geen snijboon
krombekke (Q095p Maastricht),
peulen:
Endepols
pelle (Q095p Maastricht),
WLD
peule (Q095p Maastricht),
peulerwten:
Endepols
paolerrete (Q095p Maastricht),
peulerwtjes:
paolerretsjes (Q095p Maastricht),
-
poalertsjes (Q095p Maastricht)
|
De jonge erwten die uit de dop gehaald moeten worden; doperwt (poolerwt, dopper, doperwt, pelerwt). [N 82 (1981)] || doperwt || erwt
I-7
|
24753 |
dophei |
hei:
Spelling: "fonetisch", alles omgespeld
hɛj (Q095p Maastricht),
voor alle soorten
heij (Q095p Maastricht),
WLD
hij (Q095p Maastricht)
|
Dophei (erica tetralix een 10 tot 50 cm lage plant. De stengels zijn stijf behaard; de bladeren bevinden zich in 4-tallige kransen, ze zijn smal, ongesteeld en niet afvallend; aan de rand zijn de bladeren klierachtig behaard; de bloemen bevinden zich in [N 92 (1982)]
III-4-3
|
31501 |
dopper |
opkopper:
ǫpkø̜pǝr (Q095p Maastricht)
|
Soort stempel met aan één uiteinde een ronde uitholling die wordt gebruikt om de kop van klinknagels af te ronden. Diverse zegslieden kennen doppers van verschillende afmetingen, afhankelijk van de grootte van de klinknagel. Soms zijn de functies van ophaler en dopper in één werktuig gecombineerd. Zie ook afb. 181 en de lemmata "ophaler" en "ophalen" en, in de paragraaf over de nagelsmid, het lemma "nagelijzer". Het woordtype dophamer (L 423, Q 117, Q118, Q 121c) is de benaming voor een bankhamer met een ronde baan en een pen waarin een ronde uitholling is aangebracht. Het werktuig wordt ook gebruikt voor het afronden van klinknagels. [N 33, 291a-b; N 33, 302; N 64, 39f; N 64, 74a; N 66, 6f; N 66, 20a; monogr.]
II-11
|
21311 |
dorp |
dorp:
deͅrp (Q095p Maastricht),
dö‧rəp (Q095p Maastricht),
də burə hadə vif osə eͅn nechə k"j eͅn tweͅlf šø͂ͅp vør ət dörp chəbrach, di weͅldə zə vərkowpə (Q095p Maastricht)
|
De boeren hadden vijf ossen en negen koeien en twaalf schapen voor het dorp gebracht, die wilden ze verkopen. [ZND 04 (1924)] || dorp [ZND 01 (1922)], [ZND m]
III-3-1
|
19991 |
dorpel |
dorpel:
dø̜̄rpǝl (Q095p Maastricht),
dø̜.lǝpǝr (Q095p Maastricht),
dø̜lǝpǝr (Q095p Maastricht),
dø̜rpǝl (Q095p Maastricht),
dø̜rǝpǝl (Q095p Maastricht),
drempel:
dr ̇ęmpǝl (Q095p Maastricht)
|
Zie kaart. Horizontale laag natuursteen of bakstenen aan de onderkant van een deurkozijn. Zie ook de lemmata 'Strekkenlaag', 'Staande rollaag', 'Liggende rollaag' en 'Hardsteen'. Met de term 'stofdorpel' wordt doorgaans een extra dorpelstuk aangeduid, dat soms op de onderdorpel van een binnendeurkozijn wordt aangebracht. Zie ook het lemma 'Stofdorpel'. [N 32, 12d; A 43,18; L 5, 72; L 12, 12; L B1, 152; A 45, 31; R 3-46; monogr.; Vld]
II-9
|