18077 |
een verkoudheid hebben |
een kou gekregen hebben:
iech höb n kaw gekrege (Q095p Maastricht),
een kou hebben:
iech höb n kaw (Q095p Maastricht, ...
Q095p Maastricht),
een kou opgedaan hebben:
iech hub n kaw opgedoon (Q095p Maastricht),
een kou opgelopen hebben:
ieg höb n kaw opgeloupe (Q095p Maastricht),
een kou te pakken hebben:
iech höb n kaw te pakke (Q095p Maastricht, ...
Q095p Maastricht),
ieg hob n kaw te pakke (Q095p Maastricht),
een verkoudheid opgelopen hebben:
iech höb ein verkajdheid opgeloupe (Q095p Maastricht),
het behoorlijk te pakken hebben:
iech hub t behurelik te pakke (Q095p Maastricht),
het plakken hebben:
iech hub t plakke (Q095p Maastricht),
het te pakken hebben:
iech hub t behurelik te pakke (Q095p Maastricht),
iech höb t te pakke (Q095p Maastricht),
het zitten hebben:
iech hub t zitte (Q095p Maastricht)
|
Verkoudheid. Op welke wijze wordt dit gewoonlijk uitgedrukt? B.v. Ik ben ~ [DC 27 (1955)] || Zware verkoudheid. Gebruikt men afzonderlijke benamingen voor een zware en lichte verkoudheid [DC 27 (1955)]
III-1-2
|
33877 |
een veulen werpen |
veulenen:
vø̄lǝnǝ (Q095p Maastricht)
|
Als de weeën toenemen, gaat de merrie liggen. De geboorte begint, als de vliezen breken en het vruchtwater wegloopt. [JG 1a, 1b; N 8, 52]
I-9
|
32707 |
een weide scheuren |
breken:
brē.kǝ (Q095p Maastricht)
|
Een weide scheuren is het omploegen van weiland, vooral om het daarna als akkerland te gebruiken. Voor (delen van) varianten die hieronder in de [... [JG 1a + 1b + 1c + 1d; N 11, 42a + b + c; N 11A, 114 + 115a + b; monogr.]
I-1
|
17709 |
een wind laten |
een poep laten:
De informant merkt op dat hij 67 jaar is en reeds 30 weg uit Maastricht.
pōēp laotə (Q095p Maastricht),
een poepje laten:
è puupke laote (Q095p Maastricht),
De informant merkt op dat hij 67 jaar is en reeds 30 weg uit Maastricht.
pūūpkə laotə (Q095p Maastricht),
een scheet laten:
ne sjeet laote (Q095p Maastricht),
un sjeet laote (Q095p Maastricht),
De informant merkt op dat hij 67 jaar is en reeds 30 weg uit Maastricht.
sjeet laotə (Q095p Maastricht),
ene laten vliegen:
eine laote vleegə (Q095p Maastricht),
eine laote vlege (Q095p Maastricht),
ènə laotə vleegə (Q095p Maastricht),
poepen:
poep (Q095p Maastricht),
schijten:
sjeete (Q095p Maastricht)
|
wind laten [N 10c (1995)] || Wind: ontsnappende darmgassen, een buikwind (scheet, veest, poepje, wind). [N 84 (1981)]
III-1-1
|
26311 |
een zak aanstroppen |
stroppen:
štrø̜pǝ (Q095p Maastricht)
|
Een zak graan aan de luireep, de luiketting of het luikoord vastmaken. [N O, 26c; Jan 233; Coe 212]
II-3
|
26601 |
een zak opgieten |
inschudden:
ē.nšø̜dǝ (Q095p Maastricht),
opschudden:
ǫpšø̜dǝ (Q095p Maastricht)
|
Een nieuwe zak graan in het kaar gieten om te voorkomen dat de molen leegloopt. Met uitzondering van de woordtypen de molen vullen (Q 162) en de molen laden (Q 240) hoort bij alle opgaven ɛeen zakɛ als object.' [Jan 261; Coe 143; Grof 168]
II-3
|
34495 |
een zandbad nemen |
(zich) ploeieren:
plui̯ǝrǝ (Q095p Maastricht)
|
Met de vleugels een zandbad nemen in de zonneschijn, gezegd van kippen. [N 19, 61b; A 28, 13a; A 28, 13b; Lu 6, 13a; Lu 6, 13b; monogr.]
I-12
|
17981 |
een ziekte onder de leden hebben |
een krankte onder de leden hebben:
her heet n krengde ònder de leije (Q095p Maastricht),
een krankte onder zijn leden hebben:
heer heet n krengde onder zien leije (Q095p Maastricht),
get onder de leden hebben:
heer heet get onder de leije (Q095p Maastricht),
get op zijn prij hebben:
heei heet get op zén prei (Q095p Maastricht)
|
ziekte onder de leden hebben [N 10 (1961)]
III-1-2
|
34542 |
eend |
eend:
ēnt (Q095p Maastricht),
ē̜nt (Q095p Maastricht)
|
[JG 1a, 1b, 1c, 2c; S 18; S 49; L 1a-m; NE II, 55; Vld.; L A1, 48; monogr.]
I-12
|
24584 |
eendekroos |
kroost:
kroos(t) (Q095p Maastricht),
mirabelle:
mirabelle (Q095p Maastricht),
watergroen:
watergreun (Q095p Maastricht),
waterplanten:
waterplante (Q095p Maastricht)
|
eendekroos [DC 56 (1981)] || kroos || kroosjes
III-4-3
|