e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Maastricht

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
een verkoudheid hebben een kou gekregen hebben: iech höb n kaw gekrege (Maastricht), een kou hebben: iech höb n kaw (Maastricht, ... ), een kou opgedaan hebben: iech hub n kaw opgedoon (Maastricht), een kou opgelopen hebben: ieg höb n kaw opgeloupe (Maastricht), een kou te pakken hebben: iech höb n kaw te pakke (Maastricht, ... ), ieg hob n kaw te pakke (Maastricht), een verkoudheid opgelopen hebben: iech höb ein verkajdheid opgeloupe (Maastricht), het behoorlijk te pakken hebben: iech hub t behurelik te pakke (Maastricht), het plakken hebben: iech hub t plakke (Maastricht), het te pakken hebben: iech hub t behurelik te pakke (Maastricht), iech höb t te pakke (Maastricht), het zitten hebben: iech hub t zitte (Maastricht) Verkoudheid. Op welke wijze wordt dit gewoonlijk uitgedrukt? B.v. Ik ben ~ [DC 27 (1955)] || Zware verkoudheid. Gebruikt men afzonderlijke benamingen voor een zware en lichte verkoudheid [DC 27 (1955)] III-1-2
een veulen werpen veulenen: vø̄lǝnǝ (Maastricht) Als de weeën toenemen, gaat de merrie liggen. De geboorte begint, als de vliezen breken en het vruchtwater wegloopt. [JG 1a, 1b; N 8, 52] I-9
een weide scheuren breken: brē.kǝ (Maastricht) Een weide scheuren is het omploegen van weiland, vooral om het daarna als akkerland te gebruiken. Voor (delen van) varianten die hieronder in de [... [JG 1a + 1b + 1c + 1d; N 11, 42a + b + c; N 11A, 114 + 115a + b; monogr.] I-1
een wind laten een poep laten: De informant merkt op dat hij 67 jaar is en reeds 30 weg uit Maastricht.  pōēp laotə (Maastricht), een poepje laten: è puupke laote (Maastricht), De informant merkt op dat hij 67 jaar is en reeds 30 weg uit Maastricht.  pūūpkə laotə (Maastricht), een scheet laten: ne sjeet laote (Maastricht), un sjeet laote (Maastricht), De informant merkt op dat hij 67 jaar is en reeds 30 weg uit Maastricht.  sjeet laotə (Maastricht), ene laten vliegen: eine laote vleegə (Maastricht), eine laote vlege (Maastricht), ènə laotə vleegə (Maastricht), poepen: poep (Maastricht), schijten: sjeete (Maastricht) wind laten [N 10c (1995)] || Wind: ontsnappende darmgassen, een buikwind (scheet, veest, poepje, wind). [N 84 (1981)] III-1-1
een zak aanstroppen stroppen: štrø̜pǝ (Maastricht) Een zak graan aan de luireep, de luiketting of het luikoord vastmaken. [N O, 26c; Jan 233; Coe 212] II-3
een zak opgieten inschudden: ē.nšø̜dǝ (Maastricht), opschudden: ǫpšø̜dǝ (Maastricht) Een nieuwe zak graan in het kaar gieten om te voorkomen dat de molen leegloopt. Met uitzondering van de woordtypen de molen vullen (Q 162) en de molen laden (Q 240) hoort bij alle opgaven ɛeen zakɛ als object.' [Jan 261; Coe 143; Grof 168] II-3
een zandbad nemen (zich) ploeieren: plui̯ǝrǝ (Maastricht) Met de vleugels een zandbad nemen in de zonneschijn, gezegd van kippen. [N 19, 61b; A 28, 13a; A 28, 13b; Lu 6, 13a; Lu 6, 13b; monogr.] I-12
een ziekte onder de leden hebben een krankte onder de leden hebben: her heet n krengde ònder de leije (Maastricht), een krankte onder zijn leden hebben: heer heet n krengde onder zien leije (Maastricht), get onder de leden hebben: heer heet get onder de leije (Maastricht), get op zijn prij hebben: heei heet get op zén prei (Maastricht) ziekte onder de leden hebben [N 10 (1961)] III-1-2
eend eend: ēnt (Maastricht), ē̜nt (Maastricht) [JG 1a, 1b, 1c, 2c; S 18; S 49; L 1a-m; NE II, 55; Vld.; L A1, 48; monogr.] I-12
eendekroos kroost: kroos(t) (Maastricht), mirabelle: mirabelle (Maastricht), watergroen: watergreun (Maastricht), waterplanten: waterplante (Maastricht) eendekroos [DC 56 (1981)] || kroos || kroosjes III-4-3