e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Maastricht

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
fijne zoetvijl fijn zoetvijltje: fīn zø̜t˲vęjlkǝ (Maastricht) Extra fijne vijl. Volgens de invuller uit P 219 werd de fijne zoetvijl gebruikt voor polierwerk. [N 33, 92] II-11
fijngebouwd fijn: fīn (Maastricht) Gezegd van een paard met dunne, fijngebouwde poten. [N 8, 64c] I-9
fijt fijt: fiet (Maastricht, ... ), fīt (Maastricht), omloop: den umloup (Maastricht), zwerende vinger: zweretige vinger (Maastricht) fijt [ZND m] || nagelontsteking: De ontsteking van a) heeft ook het beenvlees van een vingerkootje aangetast; fijt (zwart, daal, vijt, fijt, fijk, fiek). [N 84 (1981)] III-1-2
filet, haas conterfilet: conterfilee (Maastricht), Fr. contrefilet  kónterfielee (Maastricht), filet: fielee (Maastricht, ... ), filee (Maastricht, ... ), filet (Maastricht), fīēlee (Maastricht, ... ), fīēleej (Maastricht), acsenten op de i en of e  fīēlee (Maastricht), ¯ne Lekkere fielee mèt erretsjes en wörtelkes ¯ne Fielee veur twie daog  fielee (Maastricht), mergstuk: mörregstök (Maastricht), streepje en twee puntjes op de o van mor  mōrrəgstök (Maastricht), ossehaas: ossehaas (Maastricht), rokkelade: rokkəlaoj (Maastricht) filet || lende || lendestuk; Hoe noemt U: Lendestuk, ossehaas (ossehaas, harst, osseharst, runderharst, filet) [N 80 (1980)] || stuk mals vlees, haas III-2-3
filiaal agentschap: agentsjap (Maastricht), depot (<fr.): depoo (Maastricht), filiaal (<fr.): fielie-jaal (Maastricht), fieliejaal (Maastricht), fieliejāāl (Maastricht), fielie‧jaal (Maastricht), fieljaol (Maastricht), filiaal (Maastricht, ... ), filləjaal (Maastricht) de tak van een handelshuis op een andere plaats dan waar het hoofdgebouw gevestigd is, bijwinkel [succursaal, filiaal, bijwinkel] [N 89 (1982)] III-3-1
filter in de melkzeef neteldoekje: nitǝldø̄kskǝ (Maastricht), roomdoek: rōu̯mdōk (Maastricht), zeefwatten: (mv)  zefwatǝ (Maastricht) In het algemeen is de filter een linnen of katoenen lap waardoor de melk gezuiverd wordt van verontreinigingen. In plaats van deze lap gebruikt men ook wel een vel filtreerpapier of een schijf watten. Ouderwets is de met paardenhaar vervaardigde melkzeef. [L 48, 35.Ia, Ib en Ic; Lu 2, 35.Ib en Ic; A 18, 11b en 11c; BN 2, 4; monogr.] I-11
fineer fineer: fenēr (Maastricht) Dunne platen van een harde, mooie of kostbare houtsoort, die met lijm op meubels van goedkopere houtsoorten worden bevestigd. Als fineerhout worden harde, vaak tropische houtsoorten gebruikt. Respondenten uit Maastricht (Q 95) en Bilzen (Q 83) noemden de volgende soorten: acajou, mahonie, afrormosia, avodiré, teak, eiken, essen, noten en zebrano. [N 56, 10; N 56, 18; monogr.] II-12
fineerder plakker: plakǝr (Maastricht) De persoon die het fineer aanbrengt op het hout. [N 56, 16a] II-12
fineermes fineermes: fenērmɛts (Maastricht) Mes met scherpe punt, waarmee men fineer snijdt. [N 56, 35] II-12
fineerpers pers: pērs (Maastricht) Pers waarin het werkstuk met het opgelijmd fineer wordt vastgeklemd tot het droog is. [N 56, 33b] II-12