e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Maastricht

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
gedraaid hout de draad heeft een wrong in: de drǭt hēt˱ ęjnǝ vrøŋk˱ en (Maastricht) Hout waarvan de draad spiraal- of schroefvormig links of rechts van de as loopt. Gedraaid hout is moeilijk te klieven en levert duigen op die scheef zijn. [N E, 2] II-12
gedrongen postuur gedrongen: heer is gedrònge (Maastricht), her is gedrònge (Maastricht), gedrongen postuur: heer heet e gedroonge pestŭŭr (Maastricht), poepedik: heer is poependik (Maastricht) gedrongen, een gedrongen postuur hebben [N 10 (1961)] III-1-1
gedrukt gedrukt: gǝdrø̜k (Maastricht) Een slecht passend tuig - vooral het gareel bij het trekken - drukt door op de huid. Het paard krijgt drukwonden en vlekken. Vgl. het lemma ''witte vlekken'' (7.34). [N 8, 94b] I-9
geduld geduld: gedöld (Maastricht), Höb noe tog gedöld, jōng! (Maastricht), patintie: pasjensie (Maastricht) geduld, lijdzaam, kalme berusting || Hoe zegt men: Heb nou toch geduld, jongen! [N I (1964)] || patiëntie, geduld III-1-4
gedupeerd de dupe zijn: d⁄n duup zien (Maastricht), gedupeerd zijn: gedupeerd zien (Maastricht), geflikt: geflik (Maastricht), gelapt: gelap (Maastricht), geleverd: gelieverd (Maastricht, ... ), gelievert (Maastricht), geschaad: gəsjaojt (Maastricht), hinder ondervinden: hinder oondervinde (Maastricht), pijn deraan hebben: pijn deraan höbbe (Maastricht) gedupeerd zijn || veel nadeel of hinder van een of andere daad of woorden ondervindend [gezien, geleverd, gepluimd] [N 85 (1981)] III-1-4
gedurige aanbidding altijddoor aanbidding: altieddoor aanbidding (Maastricht), altijddurende aanbidding: altied doorende aonbidding (Maastricht), altijd-durende aonbidding (Maastricht), eeuwigdurende aanbidding: iewigdorende aonbidding (Maastricht) Altijddurende/gedurige aanbidding van het Sacrament des Altaars. [N 96B (1989)] III-3-3
gedwee braaf: braaf (Maastricht), dociel: dosĭĕl (Maastricht), gedwee: gedwie (Maastricht, ... ), gədwee (Maastricht), ook materiaal znd 23, 69; znd 35, 49  gedwie (Maastricht), gemakkelijk: gemeekelijk (Maastricht), gewillig: gewellig (Maastricht), gewèllig (Maastricht, ... ), gəwilləch (Maastricht), gəwèllig (Maastricht), gəwéélich (Maastricht), ook materiaal znd 23, 69; znd 35, 49  gəweͅleͅgə (Maastricht), kruiperig: kroepərig (Maastricht), metgaand: mètgaond (Maastricht), tam: taam (Maastricht) blijken van onderworpenheid tonend, zonder nadenken opdrachten uitvoerend [gewillig, braaf, gedwee, gemakkelijk, goed, zacht] [N 85 (1981)] || gedwee [ZND 01 (1922)] || graag bereid om iets te doen [gewillig, gemoeiig, geer] [N 85 (1981)] III-1-4
geelgors geelgors: geelgor(sj) (Maastricht) geelgors (16,5 bruine stuit; man heeft meer of minder geel aan kop en borst; hele jaar overal buiten stad en dorp te zien; ook veel op trek; bekraste eitjes; roep [tsp]; zang eenvoudig [ti-ti-ti-ti-...du]; kooivogel [N 09 (1961)] III-4-1
geelzucht geel verf: chēlverf (Maastricht), geel verref (Maastricht, ... ), geel vèrrəf (Maastricht), gēlverrəf (Maastricht) de geelzucht [ZND m] || geelzucht [ZND 01u (1924)] || Geelzucht: ziekte die zich uiterlijk kenmerkt door de gele kleur die de huid aanneemt ten gevolge van de opneming der galkleurstof in het bloed (galzucht, galziekte, geluw, gele verf, geelverf, verf, geelaard, gele ziekte). [N 84 (1981)] III-1-2
geen ... waard geen bats waard: gein bats wēērd (Maastricht) Hoe zegt men van iets dat geen waarde heeft? (dat is geen ... waard). [ZND 28 (1938)] III-3-1