23577 |
gregoriaans |
gregoriaans:
greegoriaans (Q095p Maastricht),
gregoriaans (Q095p Maastricht, ...
Q095p Maastricht),
gregoriaons (Q095p Maastricht),
ut greegooriāāns (Q095p Maastricht)
|
Gregoriaans, gregoriaanse gezangen. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
23578 |
gregoriaanse misgezangen |
gregoriaanse gezangen:
gregoriaanse gezenge (Q095p Maastricht),
gregoriaons(e) gezange (Q095p Maastricht)
|
Gregoriaans, gregoriaanse gezangen. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
26506 |
greinstok |
graanstek:
grā.nstɛk (Q095p Maastricht)
|
Stok met groeven, aan het schoen bevestigd om dat te kunnen verstellen en zo de graantoevoer te kunnen regelen. [N O, 19m; Vds 151; Jan 158; Coe 139; Grof 160; N O, 14n]
II-3
|
33462 |
grendel |
grendel:
grɛndǝl (Q095p Maastricht),
schoude:
šau̯ (Q095p Maastricht),
šø̜u̯ (Q095p Maastricht),
šāu̯ (Q095p Maastricht),
šǫu̯ (Q095p Maastricht),
šǭu̯ (Q095p Maastricht)
|
Opgenomen zijn de benamingen voor een schuifgrendel in het algemeen. Het materiaal liet niet toe na te gaan of er mogelijk verschil in benamingen is tussen een ronde of een platte grendel. In P 211 is een grendel rond en een schaaf plat, in Q 196 is een schoude plat. Voor andere plaatsen is een dergelijk onderscheid niet onwaarschijnlijk. Onder het woordtype schoude zijn enkele op -x-auslautende vormen geplaatst die wellicht ook verband houden met onder schaaf geplaatste vormen. Niet met zekerheid kon worden nagegaan of er sprake was van een wisseling f - g (schaaf) of van j - g (schoude). Onder vregel moet wel een draaibare grendel worden verstaan; onder sloop een grote, zware grendel en onder veter een hangslot. [N 7, 47; L 6, 50; L 35, 86; div.; monogr.]
I-6
|
21735 |
grens |
grens:
grens (Q095p Maastricht, ...
Q095p Maastricht,
Q095p Maastricht,
Q095p Maastricht,
Q095p Maastricht,
Q095p Maastricht,
Q095p Maastricht,
Q095p Maastricht,
Q095p Maastricht,
Q095p Maastricht),
grēns (Q095p Maastricht),
grèns (Q095p Maastricht),
Algemene opmerking bij deze vragenlijst: deze lijst heb ik letterlijk, zoals invuller het genoteerd heeft overgenomen!
grèns (Q095p Maastricht)
|
de lijn die het gebied van een staat aangeeft [grens, linie, reem] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
21758 |
grenslijn |
reen:
Van Dale: reen, (gew.) grens tussen twee akkers of percelen.
rein (Q095p Maastricht),
scheiding:
sjeijing (Q095p Maastricht)
|
de scheiding tussen twee rechtsgebieden [ree, reen] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
24979 |
grenzen |
aaneengrenzen:
aonein grenze (Q095p Maastricht),
aaneenliggen:
aoneinliGə (Q095p Maastricht),
aaneensluiten:
aonein slete (Q095p Maastricht),
grenzen:
grens (Q095p Maastricht),
grenze (Q095p Maastricht, ...
Q095p Maastricht),
grènzə (Q095p Maastricht),
neveneenliggen:
neevənein (Q095p Maastricht),
reinen:
reine (Q095p Maastricht),
reinən (Q095p Maastricht),
rēīnə (Q095p Maastricht),
reinen aan:
reine əon ... (Q095p Maastricht),
tegenaan grenzen:
tegenein aon grense (Q095p Maastricht)
|
tegen elkaar liggen, gezegd van stukken land of staten [grenzen, renen] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
18081 |
griep |
griep:
griep (Q095p Maastricht, ...
Q095p Maastricht,
Q095p Maastricht),
influenza:
influenza (Q095p Maastricht, ...
Q095p Maastricht)
|
Griep. Hoe noemt men tegenwoordig een zware verkoudheid met koorts? [DC 30 (1958)]
III-1-2
|
20862 |
griesmeel |
semoule (fr.):
E pöddingske van semoel Fr. semoule
semoel (Q095p Maastricht)
|
griesmeel
III-2-3
|
20645 |
griesmeelpudding |
griesmeelpap:
griesmeelpap (Q095p Maastricht)
|
brij; Hoe noemt U: Half vast, half vloeibaar gekookt gerecht van een heel of half gemalen graansoort (gort of meel) of rijst (brij, kwet, prol, pap) [N 80 (1980)]
III-2-3
|