e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Maastricht

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
groot in zijn soort bonk: boonk (Maastricht, ... ), bōōn.k (Maastricht), bónk (Maastricht, ... ), commandeur: kəmāāndīēr (Maastricht), flink: flink (Maastricht), fors: fors (Maastricht, ... ), joekel: joekəl (Maastricht), kabeier: kavéjer (Maastricht), karbonkel: kerboonkel (Maastricht), kolossaal: kollossaal (Maastricht) iets dat groot is in zijn soort [kardoffel, karbonkel, bonker, bommel, klepper, sjaorel] [N 91 (1982)] III-4-4
groot kamrad bonkelaar: bǫŋkǝlā.r (Maastricht), kamrad: kāmprā.t (Maastricht) Het grote verticaal geplaatste kamwiel aan de molenas van de watermolen dat tot taak heeft de draaiende beweging van de as over te brengen op een spijlenrad. Het kamwiel kan zowel van hout als van metaal zijn vervaardigd. Het kamrad zet in de meeste watermolens uit het onderzoeksgebied een horizontaal kamrad, het zgn. kleine kamrad, in beweging. Een aantal meter boven dit rad bevindt zich op dezelfde as het grote kroonwiel dat op zijn beurt de twee of vier rondsels doet draaien. Zie ook het lemma ɛaswielɛ. Het betreft daar materiaal met betrekking tot het vergelijkbare kamwiel in windmolens.' [Vds 79; Jan 99; Coe 79; Grof 98; N O, 11a; A 42A, 8; monogr.; N D, 26] II-3
grootmoeder bonne-ma: bonma (Maastricht), bómma (Maastricht), cf. VD F-N s.v. "bonne-maman  bonma (Maastricht), bonne-maman (fr.): bonmāma (Maastricht), bonməmā (Maastricht), bij rijke mensen  boͅnməmā (Maastricht), bonne-tje: bommeke (Maastricht), grand-ma: grama (Maastricht), gramā (Maastricht), gramma (Maastricht, ... ), grāma (Maastricht), bij burger- en hogere klasse  grama (Maastricht), vroeger ± 50 jaar geleden bij deftige mensen, Nu wordt grammema veel gebruikt evenals graama  grāmā (Maastricht), grand-maman (fr.): gramamā (Maastricht), deftig  grammama (Maastricht), vroeger ± 50 jaar geleden bij deftige mensen, Nu wordt grammema veel gebruikt evenals graama  graməmā (Maastricht), grand-mre (fr.): graameer (Maastricht), gramēr (Maastricht), grammeer (Maastricht, ... ), grāmēr (Maastricht, ... ), grand-mère  gramere (Maastricht), lagere klasse dan "grama"; zie ald.  graameer (Maastricht), vroeger en nu bij arme mensen  grāmēr (Maastricht), grootmoeder: groetmojer (Maastricht, ... ), grootmodder (Maastricht), grōētmŏēdər (Maastricht), grŏĕtmojər (Maastricht), grutmō.i̯ər (Maastricht), grutmūdər (Maastricht), zeer plat  grōētmóójər (Maastricht, ... ), ± 50 jaar geleden bij gewone mensen  grutmudər (Maastricht), ± 70 jaar geleden bij heel arme mensen  grutmōi̯ər (Maastricht), oma: oma (Maastricht, ... ), ōmā (Maastricht), oudma: ama (Maastricht, ... ), amā (Maastricht), āma (Maastricht), kleine kinderen zeggen ~  amā (Maastricht), wordt gebr. door kleine kinderen. Toch wordt op den duur door t veelvuldig gebruik ook door de grotere aama gezegd  āmā (Maastricht), oudmama: wordt gebr. door kleine kinderen. Toch wordt op den duur door t veelvuldig gebruik ook door de grotere aama gezegd  āməmā (Maastricht) grootmoeder [DC 05 (1937)], [ZND 35 (1941)] || grootmoeder (gemeenzaam/kindertaal) [ZND 35 (1941)] || grootmoeder (liefk.) || grootmoeder; ik ga bij - en grootmoeder logeren; < 6 jaar [DC 12a (1943)] || grootmoeder; ik ga bij - en grootmoeder logeren; ± 10 jaar [DC 12a (1943)] || grootmoeder; ik ga bij grootvader en grootmoeder logeren; volw. [DC 12a (1943)] III-2-2
grootouders grootouders: groetawwers (Maastricht), grŏĕdawers (Maastricht), grutau̯ərs (Maastricht, ... ), grut˂au̯ərs (Maastricht, ... ) grootouders [DC 05 (1937)], [ZND 11 (1925)] III-2-2
grootte grootte: gry(3)̄də (Maastricht), grüddə (Maastricht), xrydə (Maastricht) grootte [ZND 01 (1922)] III-4-4
grootvader ampa: ampa (Maastricht, ... ), ampā (Maastricht, ... ), āmpa (Maastricht), hogere klasse  ampa (Maastricht), kleinkinderen zeggen ~  ampā (Maastricht), wordt gebr. door kleine kinderen. Toch wordt op den duur door t veelvuldig gebruik ook door de grotere aampa gezegd  āmpā (Maastricht), ampapa: wordt gebr. door kleine kinderen. Toch wordt op den duur door t veelvuldig gebruik ook door de grotere aampepa gezegd  āmpəpā (Maastricht), bon-pa: bonpa (Maastricht), cf. VD F-N s.v. "bon-papa  bonpa (Maastricht), bon-papa: bonpāpa (Maastricht), bonpəpā (Maastricht), bóm(pa)pa (Maastricht), bij rijke mensen  boͅmpəpā (Maastricht), grand-pa: grampa (Maastricht, ... ), grampā (Maastricht, ... ), hogere klasse  grampa (Maastricht), vroeger ± 50 jaar geleden bij deftige mensen, Nu wordt grampepa veel gebruikt evenals grampa  grampā (Maastricht), grand-papa (fr.): grampapa (Maastricht), deftiger  grampapa (Maastricht), vroeger ± 50 jaar geleden bij deftige mensen, Nu wordt grampepa veel gebruikt evenals grampa  grampəpā (Maastricht), grand-pre (fr.): graampeer (Maastricht), grampeer (Maastricht, ... ), grampere (Maastricht), grampēr (Maastricht, ... ), grāmpēr (Maastricht), vroeger en nu bij arme mensen  grampēr (Maastricht), grootvader: groetvajer (Maastricht), grootvadder (Maastricht), grut˃vādər (Maastricht), grut˃vāi̯ər (Maastricht, ... ), lagere- en burgerklasse  grŏĕtvaajər (Maastricht), ± 50 jaar geleden bij gewone mensen  grut˃vādər (Maastricht), opa: opa (Maastricht, ... ) grootmoeder; ik ga bij grootvader en grootmoeder logeren; volw. [DC 12a (1943)] || grootvader [DC 05 (1937)], [ZND 11 (1925)] || grootvader; ik ga bij grootvader en - logeren; < 6 jaar [DC 12a (1943)] || grootvader; ik ga bij grootvader en - logeren; ± 10 jaar [DC 12a (1943)] || grootvader; ik ga bij grootvader en grootmoeder logeren; volw. [DC 12a (1943)] III-2-2
grootwerker grootwerker: grutwęrǝkǝr (Maastricht), stukwerker: stø̜kwęrǝkǝr (Maastricht) Kleermaker die grote stukken maakt zoals colberts, jassen en mantels. [N 59, 197d; N 59, 194b] II-7
grootx groot: groet (Maastricht, ... ), groĕt (Maastricht), grŏĕt (Maastricht, ... ), xrut (Maastricht) groot [DC 03 (1934)] III-4-4
grote binnenzak notaristas: notaristes (Maastricht) een grote binnenzak onder in de jas,(notariszak, notaristes?) [N 59 (1973)] III-1-3
grote boerderij hof: hōf (Maastricht) Als grootte-aanduiding geven de informanten doorgaans "minstens 10 hectare" op; soms noemt men ook de maximum-grootte erbij, bijvoorbeeld: "van 20 tot 40 ha". Het aantal paarden is vaak ook criterium om van een "groot bedrijf" te spreken, bijvoorbeeld "boerenhof met paarden" (L 213). In het Leuvens materiaal, lijst 35, vraag 59 is gevraagd naar geleg of geleeg, met de betekenis "boerderij met grote landerijen". Naast specifieke termen vindt men tussen de opgaven ook enige omschrijvingen, vooral met behulp van het bijvoeglijk naamwoord groot. Voor de fonetische documentatie van het type boerderij, zie het lemma "boerderij, algemeen" (1.1.1). [A 10, 2c en 3a; L 22, 1a; L 35, 59; monogr.; add. uit L 38, 22] I-6