e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Maastricht

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
hakbord kaplood: kaploed (Maastricht, ... ) hakbord || kapbord III-2-1
haken crocheren (<fr.): crocheere (Maastricht), crocheren (Maastricht), kersjeere (Maastricht), krosjeere (Maastricht), krosjéren (Maastricht), haken: haoke (Maastricht), hőkə (Maastricht) Haken. [ZND 01 (1922)] || Manier van handwerken waarbij met een metalen pen met een weerhaak een lussenweefsel wordt vervaardigd (haken, crocheteren, stroppen) [N 79 (1979)] III-1-3
haken en ogen haken en ogen: hūk ǝn ǭwgǝ (Maastricht), hǭkǝn ɛn ǫwgǝ (Maastricht) Kleine metalen haakjes en ringetjes die, langs de zomen van kledingstukken genaaid, dienen om deze te sluiten. [N 62, 51; L 1a-m; L 24, 40b; L 49, 25; MW; S 11] II-7
hakmes hakmets: hakmets (Maastricht), Mèt ¯n hakmets ¯t vleis hakke  hakmets (Maastricht), kapmets: De slachter vónt ze kapmets neet mie Mèt ze kapmets houde heer de takken aof De houwbaank mèt e kapmets  kapmets (Maastricht) hakmes || mes om mee te hakken III-2-1
haksel haksel: haksǝl (Maastricht), hēksǝl (Maastricht), hɛksǝl (Maastricht) Het kortgehakte stro, op de snijbok of in de hakselmachine, werd vroeger, samen met haver, gekookt en aan de beesten gevoerd. Als het iets grover gesneden was werd het ook wel als strooisel in de potstal gebruikt. Zie ook het lemma ''bussel kort stro'' (6.1.29). Zie voor de fonetische documenatie van het woorddeel [stro] het lemma ''stro'' (6.1.24). [JG 1b, 2c; L 1, a-m; L 26, 11; S 12; Wi 51; monogr.] I-4
halen halen: ho:lə (Maastricht) halen [ZND 01 (1922)] III-1-2
halen en betalen incasseren: goon incassere (Maastricht) Halen en betalen wat men gekocht heeft [ik moet gaan ontvangen?] [N 21 (1963)] III-3-1
half- of stiefbroer halfbroer: haafbroor (Maastricht), half˂brōr (Maastricht, ... ), hallefbroor (Maastricht), haləf˂brōr (Maastricht), hāf˂brōr (Maastricht, ... ), hāf˂brōͅr (Maastricht), stiefbroer: steefbroor (Maastricht), stēf˂brōr (Maastricht, ... ) half- of stiefbroeder [DC 05 (1937)] || halfbroer || stiefbroeder III-2-2
half- of stiefzuster halfzuster: half˃zøstər (Maastricht, ... ), haləf˃zø̄stər (Maastricht), hāf˃zøstər (Maastricht, ... ), stiefzuster: stēf˃zøstər (Maastricht, ... ), stēf˃zø̄stər (Maastricht), zelden gebr.  stēf˃zøstər (Maastricht) half- of stiefzuster [DC 05 (1937)] III-2-2
halfbloed geen doorfokte koe: gɛi̯n dōrfǫktǝ [koe] (Maastricht) Koe van gedeeltelijk bekende afstamming. Bedoeld wordt de koe waarvan één der ouders onbekend is - dit betreft meestal de vader - of waarvan één der ouders niet is opgenomen in het stamboek. Zie voor de fonetische documentatie van (koe) het lemma ''koe'' (3.3.1).' [N 3A, 3b] I-11