e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Maastricht

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
halsband halsband: hals˱bant (Maastricht), nekband: nɛk˱bant (Maastricht) De band die aan beide kanten van een vat tussen kopband en buikband wordt aangebracht. De in dit lemma opgenomen benamingen duiden zowel de voorlopige als de definitieve banden op die plaats aan. Zie ook het lemma ɛsluitbandenɛ.' [N E, 22b; N E, 42] II-12
halsgat halsgat: hals˲gāt (Maastricht) Uitsnijding voor de hals bij het colbert. [N 59, 97] II-7
halsketting kette (du.): ən go:wə kɛten (Maastricht), kettel: b.v. n gouwe -.  kèttel (Maastricht), ketting: xouwt, ən gowə kĕteŋ (Maastricht), Opm. Behalve in ss. is kèttel gewoner dan kètting.  kètting (Maastricht) een gouden ketting [ZND 01 (1922)] || goud, een gouden ketting [ZND 01u (1924)] || keten [ketting] || ketting III-1-3
halssnoer collier (fr.): colliej (Maastricht), collier (Maastricht, ... ), cóljee (Maastricht), koljee (Maastricht, ... ), kollier (Maastricht), koujee (Maastricht), kōūjeej (Maastricht), kòjee (Maastricht), kòljee (Maastricht), kettel: kettel (Maastricht), ketting: kètting (Maastricht), kraal: kralle (Maastricht), krallen (Maastricht), parelenmoer: pèrrelemoer (Maastricht) [koljee*]: halssnoer, halsketen || aan een snoer geregen kralen, parels, enz. als halssieraad [toer, snoer, ketting, karkant, collier] [N 86 (1981)] || paarlemoer III-1-3
halster capuchon: kapǝšǫŋ (Maastricht), halster: halstǝr (Maastricht) Stel van leren riemen - eventueel touwen - of kettingen dat het paard om het hoofd heeft als het niet ingespannen is. Aan de halsterring wordt de lijn of ketting gehecht waarmee het paard in de stal of op de weide wordt vastgebonden of waarmee het wordt geleid. Op sommige plaatsen wordt de term halster ook gebruikt om het Hoofdstel of de Stalband aan te duiden. [JG 1a, 1b, 1c, 1d, 2b, 2c; N 13, 18a; N 5 A II, 59e add.; monogr.] || Tuig aan de kop van een os of een stier. [N 3A, 14b; monogr.] I-10, I-11
halve frank vijftig centiem: fieftig centiem (Maastricht) wit metalen munt van 50 centiem [N 21 (1963)] III-3-1
halve gulden halve gulden: ene haave gölden (Maastricht), haave gulle (Maastricht), have gölde (Maastricht) halve gulden, een ~ [N 21 (1963)] III-3-1
halve huid helft: hęlǝf (Maastricht) De helft (in de lengte) van een al dan niet gelooide huid. Zie afb. 1. [N 36, 3] II-10
halve maan, eerste kwartier eerste kwartier: ierste kerteer (Maastricht, ... ), ierste keteer (Maastricht), ierstə kərteer (Maastricht), īērste kəteer (Maastricht), īērstə kərteer (Maastricht), halve maan: haave maon (Maastricht), haavə maon (Maastricht, ... ), halləvə maon (Maastricht), halve maon (Maastricht, ... ), jong licht: jónk lēch (Maastricht), jonge maan: jonge maon (Maastricht), nieuw licht: nöij lēch (Maastricht), wassend licht: wassend leech (Maastricht) kwartier (eerste kwartier (maanstand) [ZND m] || schijngestalte van de maan: eerste kwartier, halve maan [wassende maan, wassenaar] [N 81 (1980)] III-4-4
halve maan, laatste kwartier afgaande maan: aofgaonde maon (Maastricht), afnemende maan: aofneuməndə maon (Maastricht), aofnummende maon (Maastricht), laatste kwartier: leste kerteer (Maastricht, ... ), lestə kərtēer (Maastricht), lèste kerteer (Maastricht, ... ), léstə kərteer (Maastricht), léstə kəteer (Maastricht), lééstə kərteer (Maastricht) schijngestalte van de maan: laatste kwartier [afnemende, donkere maan] [N 81 (1980)] III-4-4