21458 |
haten |
de pest hebben aan:
de pes höbbe (Q095p Maastricht),
haten:
ha:tə (Q095p Maastricht),
haate (Q095p Maastricht, ...
Q095p Maastricht),
haatə (Q095p Maastricht, ...
Q095p Maastricht),
hate (Q095p Maastricht, ...
Q095p Maastricht),
hāte (Q095p Maastricht),
hààtə (Q095p Maastricht),
háátə (Q095p Maastricht),
iemes hate (Q095p Maastricht),
niet kunnen luchten:
kin neet luuchtə (Q095p Maastricht),
neet kinnə löchtə (Q095p Maastricht),
niet kunnen uitstaan:
[+kunnen, anders OTT: ik sta hem niet uit??, rk]
neet oetstoon (Q095p Maastricht),
niet kunnen zien:
neet kinnə zīēn (Q095p Maastricht)
|
een bitter gevoel hebben wegens aangedaan leed of onrecht, ook tegen de veroorzaker daarvan [wrokken, wringen] [N 85 (1981)] || een sterk gevoel van afkeer tegen iemand hebben, haatgevoelens voor iemand hebben [haten, dregen] [N 85 (1981)] || Haten. [ZND 01 (1922)], [ZND 26 (1937)]
III-3-1
|
32977 |
haver |
haver:
hā.vǝr (Q095p Maastricht)
|
Avena sativa L. Men zaait ongeveer 200 kg haver per hectare. Zie afbeelding 1, b. [JG 1a, 1b; A 2, 31; L 35, 101; L lijst graangewassen, 3; Wi 50; monogr.; add. uit N 15, 1a]
I-4
|
33386 |
haverkist, hakselkist |
haverkist:
[haver]kes (Q095p Maastricht)
|
De kist of bak waarin men het droge voer, tegenwoordig de haver, voor het paard bewaart. Deze kist staat meestal in de voergang in de paardestal. Vroeger werden er vooral ook haksel, soms zemelen, geplette haver, kaf of melasse in bewaard. De kist kan door een tussenwand verdeeld zijn. In het ene vak bewaart men dan meestal haver, in het andere iets anders. Soms zijn er meer dan twee vakken. Achter in het lemma staan enkele benamingen bijeen voor dit tussenschot. In het lemma wordt achter de codecijfers zoveel mogelijk met een cijfer vermeld in hoeveel delen de kist verdeeld was en wat er nog meer in bewaard werd dan de in het eerste lid van de woordtypen genoemde voedselsoort. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel (haver) het lemma "haver" in aflevering I.4, nr 1.2.5 [N 5A, 59c en 72b; JG 1a en 1b; monogr.]
I-6
|
20675 |
havermout |
havermout:
¯nen hiele kómp havermout Met klemtoon op ha
havermout (Q095p Maastricht)
|
havermout
III-2-3
|
20607 |
havermoutpap |
havermoutsepap:
havermoutse pap (Q095p Maastricht),
havermoutspap:
háávərmoutspàp (Q095p Maastricht)
|
brij; Hoe noemt U: Half vast, half vloeibaar gekookt gerecht van een heel of half gemalen graansoort (gort of meel) of rijst (brij, kwet, prol, pap) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
26633 |
haverpletter |
haverpletter:
hā.vǝrplɛtǝr (Q095p Maastricht),
plettermachine:
plɛtǝrmǝši.n (Q095p Maastricht)
|
Wanneer haver bedoeld was als paardevoer, moest ze geplet worden. Dit gebeurde met de haverpletter, een toestel waarin de haver tussen twee stalen rollen, een vaste en een losse, geplet werd. Zie ook afb. 91. Het woorddeel -ømolenŋ is fonetisch gedocumenteerd in het lemma ɛmolenɛ.' [Vds 237; Jan 245; Coe 223; Grof 250]
II-3
|
33994 |
haverzak |
haverzak:
hāvǝrzak (Q095p Maastricht),
voerzak:
vōrzak (Q095p Maastricht)
|
Zak, gevuld met haver, die men een ingespannen paard omhangt om het te laten eten. [N 13, 90; monogr.]
I-10
|
24480 |
hazelaar |
hazelaar:
hazeleer (Q095p Maastricht, ...
Q095p Maastricht),
-
hazeleer (Q095p Maastricht, ...
Q095p Maastricht),
hazelaarstruik:
hazeleerstruuk (Q095p Maastricht),
hazelnoot:
-
hazelneut (Q095p Maastricht),
hazelnootstruik:
-
hazelneutstroe:k (Q095p Maastricht),
hazenotenstruik:
ha:zəno:təstru:k (Q095p Maastricht),
notenstruik:
-
neutestroe:k (Q095p Maastricht)
|
hazelaar || hazelnoot - boom (Colylus Avellana L.) [DC 17 (1949)] || hazelnoot - vrucht (Colylus Avellana L.) [DC 17 (1949)] || hazelnoteboom, -struik || hazelstruik [ZND 01 (1922)]
III-4-3
|
21000 |
hazelnoot |
bonknoot:
-
bonkneut (Q095p Maastricht),
hazelnoot:
-
hazelneut (Q095p Maastricht),
ev. en mv.
hazelneut (Q095p Maastricht),
hazelnootje:
-
hazelnötsje (Q095p Maastricht),
hazenoot:
ha:zənot (Q095p Maastricht),
hazeneu (Q095p Maastricht),
hazeneut (Q095p Maastricht),
hāzeneut (Q095p Maastricht),
hāzəneu.t (Q095p Maastricht),
hāzəneut (Q095p Maastricht),
noot:
-
neutəje (Q095p Maastricht)
|
hazelnoot [ZND 01 (1922)], [ZND 26 (1937)], [ZND m] || hazelnoot - boom (Colylus Avellana L.) [DC 17 (1949)] || hazelnoot - vrucht (Colylus Avellana L.) [DC 17 (1949)]
III-4-3
|
24412 |
hazelworm |
hazelworm:
haazelwèùrum (Q095p Maastricht),
hàazəlwörəm (Q095p Maastricht),
WLD
haazəlwörrəm (Q095p Maastricht)
|
hazelworm: Hoe noemt u de hazelworm, een pootloze hagedis die op de heide leeft en wel wat op een kleine slang lijkt? [N100 (1997)] || Hoe noemt u het dier met een langgerekt, rolrond, door schubben bedekt lichaam zonder ledematen; het beweegt zich voort door zijn lichaam te krommen (slang, serpent) [N 83 (1981)]
III-4-2
|