e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Maastricht

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
haten de pest hebben aan: de pes höbbe (Maastricht), haten: ha:tə (Maastricht), haate (Maastricht, ... ), haatə (Maastricht, ... ), hate (Maastricht, ... ), hāte (Maastricht), hààtə (Maastricht), háátə (Maastricht), iemes hate (Maastricht), niet kunnen luchten: kin neet luuchtə (Maastricht), neet kinnə löchtə (Maastricht), niet kunnen uitstaan: [+kunnen, anders OTT: ik sta hem niet uit??, rk]  neet oetstoon (Maastricht), niet kunnen zien: neet kinnə zīēn (Maastricht) een bitter gevoel hebben wegens aangedaan leed of onrecht, ook tegen de veroorzaker daarvan [wrokken, wringen] [N 85 (1981)] || een sterk gevoel van afkeer tegen iemand hebben, haatgevoelens voor iemand hebben [haten, dregen] [N 85 (1981)] || Haten. [ZND 01 (1922)], [ZND 26 (1937)] III-3-1
haver haver: hā.vǝr (Maastricht) Avena sativa L. Men zaait ongeveer 200 kg haver per hectare. Zie afbeelding 1, b. [JG 1a, 1b; A 2, 31; L 35, 101; L lijst graangewassen, 3; Wi 50; monogr.; add. uit N 15, 1a] I-4
haverkist, hakselkist haverkist: [haver]kes (Maastricht) De kist of bak waarin men het droge voer, tegenwoordig de haver, voor het paard bewaart. Deze kist staat meestal in de voergang in de paardestal. Vroeger werden er vooral ook haksel, soms zemelen, geplette haver, kaf of melasse in bewaard. De kist kan door een tussenwand verdeeld zijn. In het ene vak bewaart men dan meestal haver, in het andere iets anders. Soms zijn er meer dan twee vakken. Achter in het lemma staan enkele benamingen bijeen voor dit tussenschot. In het lemma wordt achter de codecijfers zoveel mogelijk met een cijfer vermeld in hoeveel delen de kist verdeeld was en wat er nog meer in bewaard werd dan de in het eerste lid van de woordtypen genoemde voedselsoort. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel (haver) het lemma "haver" in aflevering I.4, nr 1.2.5 [N 5A, 59c en 72b; JG 1a en 1b; monogr.] I-6
havermout havermout: ¯nen hiele kómp havermout Met klemtoon op ha  havermout (Maastricht) havermout III-2-3
havermoutpap havermoutsepap: havermoutse pap (Maastricht), havermoutspap: háávərmoutspàp (Maastricht) brij; Hoe noemt U: Half vast, half vloeibaar gekookt gerecht van een heel of half gemalen graansoort (gort of meel) of rijst (brij, kwet, prol, pap) [N 80 (1980)] III-2-3
haverpletter haverpletter: hā.vǝrplɛtǝr (Maastricht), plettermachine: plɛtǝrmǝši.n (Maastricht) Wanneer haver bedoeld was als paardevoer, moest ze geplet worden. Dit gebeurde met de haverpletter, een toestel waarin de haver tussen twee stalen rollen, een vaste en een losse, geplet werd. Zie ook afb. 91. Het woorddeel -ømolenŋ is fonetisch gedocumenteerd in het lemma ɛmolenɛ.' [Vds 237; Jan 245; Coe 223; Grof 250] II-3
haverzak haverzak: hāvǝrzak (Maastricht), voerzak: vōrzak (Maastricht) Zak, gevuld met haver, die men een ingespannen paard omhangt om het te laten eten. [N 13, 90; monogr.] I-10
hazelaar hazelaar: hazeleer (Maastricht, ... ), -  hazeleer (Maastricht, ... ), hazelaarstruik: hazeleerstruuk (Maastricht), hazelnoot: -  hazelneut (Maastricht), hazelnootstruik: -  hazelneutstroe:k (Maastricht), hazenotenstruik: ha:zəno:təstru:k (Maastricht), notenstruik: -  neutestroe:k (Maastricht) hazelaar || hazelnoot - boom (Colylus Avellana L.) [DC 17 (1949)] || hazelnoot - vrucht (Colylus Avellana L.) [DC 17 (1949)] || hazelnoteboom, -struik || hazelstruik [ZND 01 (1922)] III-4-3
hazelnoot bonknoot: -  bonkneut (Maastricht), hazelnoot: -  hazelneut (Maastricht), ev. en mv.  hazelneut (Maastricht), hazelnootje: -  hazelnötsje (Maastricht), hazenoot: ha:zənot (Maastricht), hazeneu (Maastricht), hazeneut (Maastricht), hāzeneut (Maastricht), hāzəneu.t (Maastricht), hāzəneut (Maastricht), noot: -  neutəje (Maastricht) hazelnoot [ZND 01 (1922)], [ZND 26 (1937)], [ZND m] || hazelnoot - boom (Colylus Avellana L.) [DC 17 (1949)] || hazelnoot - vrucht (Colylus Avellana L.) [DC 17 (1949)] III-4-3
hazelworm hazelworm: haazelwèùrum (Maastricht), hàazəlwörəm (Maastricht), WLD  haazəlwörrəm (Maastricht) hazelworm: Hoe noemt u de hazelworm, een pootloze hagedis die op de heide leeft en wel wat op een kleine slang lijkt? [N100 (1997)] || Hoe noemt u het dier met een langgerekt, rolrond, door schubben bedekt lichaam zonder ledematen; het beweegt zich voort door zijn lichaam te krommen (slang, serpent) [N 83 (1981)] III-4-2