31914 |
kapguts |
kapguts:
kap˲gøts (Q095p Maastricht)
|
Stevige gutsbeitel, die speciaal geschikt is om groeven of putten in het hout te kappen, bijvoorbeeld om zodoende de plaats te markeren waar een gat geboord moet worden. Zie ook afb. 70. [N 53, 39d; N G, 26a, add.]
II-12
|
29946 |
kaphamer |
kaphamer:
kaphāmǝr (Q095p Maastricht)
|
Metselaarsgereedschap dat wordt gebruikt voor het behakken van metselstenen. De kop van de bikhamer heeft aan één uiteinde een horizontale, spits toelopende staart, terwijl het andere uiteinde van een verticale, spits toelopende staart is voorzien. Er bestaan ook uitvoeringen waarvan de kop aan één kant is uitgevoerd met een dik vierkant uiteinde, terwijl de andere kant een horizontaal spits toelopende staart heeft. Zie ook afb. 8. Het woord 'verkeerhamer' werd volgens Van Houcke (pag. 132) in Turnhout en omgeving gebruikt. [N 30, 15a; monogr.]
II-9
|
29949 |
kapheep |
bikkapmes:
bekkapmɛs (Q095p Maastricht),
zeissel:
zē̜sǝl (Q095p Maastricht)
|
Hakmes waarmee men mortelresten van oude metselstenen verwijdert. Zie ook afb 10. [N 30, 15d; monogr.]
II-9
|
18293 |
kapmantel |
caban (fr.):
caban (Q095p Maastricht),
kaban (Q095p Maastricht),
kabang (Q095p Maastricht, ...
Q095p Maastricht,
Q095p Maastricht),
kabang, kebang (Q095p Maastricht),
kebang (Q095p Maastricht, ...
Q095p Maastricht,
Q095p Maastricht,
Q095p Maastricht),
cape (eng.):
kape (Q095p Maastricht),
mantille (fr.):
Fr. Mantelet, mantille, manteline.
mantielie (Q095p Maastricht)
|
caban: schoudermantel met kap || kapmantel, grote zwarte ~, zeer ruime aan de hals gerimpelde cape die tot de voeten reikt en voorzien is van een grote muts [mantielie] [N 25 (1964)] || schoudermantel, lange ~ zonder mouwen maar met een kap [kapmantel, kabang, kaban, foek, hoek, schommantel] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
18176 |
kapothoedje |
kapothoedje (<fr.):
kapotheudsje (Q095p Maastricht),
Hoedje van oude vrouw.
kapotheudsje (Q095p Maastricht),
kapotje (<fr.):
Oude vrouwenhoedje.
kapütsje (Q095p Maastricht)
|
kapothoedje || kepothoedje, kaputje, in de betekenis van hoofddeksel; betekenis/uitspraak [N 25 (1964)]
III-1-3
|
18691 |
kapotjas |
kapotjas (<fr.):
kapotjas (Q095p Maastricht),
getailleerd bovenlijf, onderrand uitlopend
kapotjas (Q095p Maastricht),
lange soldatenoverjas
kapotjas (Q095p Maastricht),
oude korte militair jassen
kapotjas (Q095p Maastricht)
|
kapotjas, in de betekenis van kostuum(onderdeel); betekenis/uitspraak [N 23 (1964)] || kapotjas: lange soldatenoverjas
III-1-3
|
25254 |
kapper, maat van 0,2 liter |
een dubbele:
ənə dobbələ (Q095p Maastricht)
|
de maat die een inhoud aangeeft van 0,2 liter [kapper] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
18646 |
kaproen |
kaproen:
?
kaproen (Q095p Maastricht)
|
kapruin, in de betekenis van hoofddeksel; betekenis/uitspraak [N 25 (1964)]
III-1-3
|
19483 |
kapstok |
kapstok:
Pin, lat, standaard om kleren, hoeden aan te hangen Hang d¯ne hood aan de kapstok Hank noe alle deftigheid aon de kapstok: zet opzij
kapstok (Q095p Maastricht)
|
kapstok
III-2-1
|
22254 |
kapucijn |
kapucijn:
capucijn (Q095p Maastricht, ...
Q095p Maastricht),
Zoe hèlt dn eine van zn pouwstertjes en kappesijnsjes en dn aandere van eeksterkes en miewkes.
kappesijn (Q095p Maastricht)
|
Een Capucijn [Kappesijn, bedelmonnik]. [N 96D (1989)] || Kapucijn: b) duivensoort.
III-3-2, III-3-3
|