e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Maastricht

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
katapult katapult: ka:tte:pèù.lt (Maastricht), kattepult (Maastricht), kattepŭlt (Maastricht), kattepö:lt (Maastricht), kattepölt (Maastricht), ps. boven de ö staat nog een lengteteken; deze combinatieletter kan ik niet in zn geheel maken!  kattepöl (Maastricht), kattenprul: katteprul (Maastricht), trekleer: [Met afbeelding pag. 434].  trèkleer (Maastricht) Hoe noemt men het speeltuig, bestaande uit een gevorkt takje, aan de uiteinden waarvan een elastiekje is vastgemaakt en waarmee jongens steentjeswegschieten? [DC 23 (1953)] || Klakkebus (speelgoed gemaakt van vlierehout om proppen mee weg te schieten) [knaptoet, kraaktuut, proppesjeeter, klambös]. [N 06 (1960)] || Zuigleer, kwajongensspeelgoed, bestaande uit een rond stukje leer, waarin een touw is bevestigd en waarmede men, na het leer natgemaakt te hebben, (geplaveide) stenen lostrok. III-3-2
kater kater: kater (Maastricht, ... ) kater hebben; Hoe noemt U: Zich niet lekker voelen de dag na een flinke drinkpartij (een kater hebben) [N 80 (1980)] III-2-3
kathedraal kathedraal: ene kattedraal (Maastricht), kathedraal (Maastricht), kattedraal (Maastricht), kattedraol (Maastricht, ... ), kàthedraol (Maastricht), kètədraal (Maastricht), n kathedraal (Maastricht), kathedraalkerk: kattedraolkèrrek (Maastricht) Een kathedraal. [N 96A (1989)] III-3-3
katholiek blauwe, een ~: ene bloŭwe (Maastricht), katholiek (<fr.): ene katholīēk (Maastricht), katəli‧k (Maastricht), klepbroek: ’n klĕpbrŏok (Maastricht), zwarte, een ~: ene zwārte (Maastricht) Een katholiek: bestaat er een scheldnaam (vooral in verkiezingstijd gebezigd)? [ZND 27 (1938)] || Katholiek. [ZND 01 (1922)] III-3-3
katoen katoen: katūn (Maastricht), kǝtūn (Maastricht) Uit katoendraden geweven stof. Leverancier van de katoendraad is een kruid-, struik- of boomachtige plant ø̄voor het grootste deel verbouwd in Noord-Amerika, Zuid-Amerika, Egypte (macco of mako), Oost-Indië, China, Ethiopië en Ruslandø̄ (Bonthond, s.v. ø̄katoenø̄). [N 62, 85; N 62, 77; N 62, 75c; N 59, 201; MW; L 1a-m; L 27, 73; L 41, 40a; S 17; monogr.] II-7
katrol katrol: katrǫl (Maastricht) Katrol, in gebruik bij het omhooghijsen van het rund. [N 28, 64; N 28, 65] II-1
kattekruid kattekruid: WLD  kàttəkrōēt (Maastricht) Kattekruid (nepeta cataria 40 tot 100 cm grote plant. De stengels staan rechtop en zijn dicht behaard; de bladeren zijn eivormig spits, de bladrand is gekarteld of getand; de bloemen staan in lange trossen aan het eind van de stengel en in gesteelde zij [N 92 (1982)] III-4-3
kattenstaart kattenpis: WLD  kattepis (Maastricht), kattenstaart: Spelling: "fonetisch", alles omgespeld  katəstart (Maastricht), WLD  kàttəstàrt (Maastricht) Kattestaart (lythrum salicaria 50 tot 150 cm grote plant. De stengels staan rechtop, zijn kantig en zijn meer of minder behaard; de bladeren zijn tegenoverstaand of in kransen en lancetvormig. De bloemen groeien in lange aren, zijn 6-tallig en purperroo [N 92 (1982)] III-4-3
kattenstaartamarant kattenstaart: Spelling: \"fonetisch\  kattəstart (Maastricht) Kattestaart amarant (amaranthus caudatus). Bloemen in lange, donkerrode of gele, later sierlijk overhangende aren. De bladeren zijn smal eivormig en spits (kattestaart, lammestaart, vossestaart, hazeklauw). [N 92 (1982)] III-2-1
kauw dool: daŏl (Maastricht), dooltje: daölke (Maastricht, ... ), däölke (Maastricht, ... ), dölke (Maastricht, ... ), hannik: tamme kauw  annik (Maastricht) Hoe heet de kauw? [DC 06 (1938)] || kauw (33 overal bekend; grijze nek en lichte ogen, rest zwart; broedt in gebouwen, schoorstenen en holle bomen; meestal in troepen; druk; roep [kja]; vaak tam gehouden [N 09 (1961)] || kerkkauw [ZND 27 (1938)] III-4-1