33233 |
koolraap (ondergronds) |
kolderaab:
kȳldǝrāb (Q095p Maastricht),
koleraab:
kylǝrāp (Q095p Maastricht),
(mv)
kulǝ`rābǝ (Q095p Maastricht),
koolraab:
kȳlrāp (Q095p Maastricht)
|
Brassica napus L. subsp. rapifera. Bedoeld is hier de gekweekte knol van de plant met de naam koolzaad. De plant heeft gele bloemen; het vlees van de knol is oranjekleurig; bij sommige variëteiten ook wit. Koolraap stelt minder eisen aan de grond dan bieten. De verbouw is vrij algemeen in Limburg verspreid. De knollen worden vooral als veevoeder gebruikt en dan ingekuild; soms ook werden ze als groente gegeten. Er zijn twee soorten teelt: -onder de grond (hier behandeld); ook wel gewestelijk raapkool of knolraap genoemd of kortweg knol; -boven de grond; ook wel koolraap-boven-de-grond, glaskoolraap of koolrabi genoemd. Vaak is een meervoudsvorm opgegeven naast of in plaats van het enkelvoud; dit is steeds in het lemma aangegeven. Op grond van de laatste medeklinker in deze meervoudsvormen kan als slotmedeklinker van de enkelvoudsvormen eerder een verstemloosde -b dan een -p worden aangehouden. Op een enkel duidelijk tegenvoorbeeld na (meervoud koolrapen) is hier dan ook de spelling -raab aangehouden, in overeenstemming met de spelling -reub. Wanneer is opgegeven dat het woordaccent op de tweede lettergreep ligt is ook dat in het lemma vermeld. Vergelijk ook het lemma Koolzaad. [N 12, 39; N 12A, 3a; JG 1a, 1b, 2c; L 6, 36; monogr.; add. uit N 7, 1b]
I-5
|
33234 |
koolrabi, koolraap-boven-de-grond |
kolderaab:
[kolderaab] (Q095p Maastricht),
koleraab:
[koleraab] (Q095p Maastricht),
koolraab:
[koolraab] (Q095p Maastricht)
|
Brassica oleracea L. var. gongylodes L. Zie de toelichting bij het lemma Koolraap (Ondergronds). Koolrabi wordt als groente gekweekt. Het komt vaak voor dat de koolraap-boven-de-grond dezelfde naam draagt als de koolraap-onder-de-grond van het vorige lemma. Deze gevallen staan steeds voorop; voor de fonetische documentatie ervan zij verwezen naar de betreffende heteroniem uit het genoemde lemma Koolraap. Voor de spelling (-)raab, zie de toelichting bij het lemma Koolraap. [N 12A, 3b; monogr.; add. uit N 7, 16]
I-5
|
20668 |
koolrabisoep |
reubensoep:
Reubesop mèt sjaopevleis Aftelrijmpje: öpke,döpke reubesöpke öpke döpke knol
reubesop (Q095p Maastricht)
|
rapensoep
III-2-3
|
24393 |
koolwitje |
kapel:
kepèl (Q095p Maastricht),
koolpepel:
kuulpiepel (Q095p Maastricht)
|
koolwitje [DC 18 (1950)]
III-4-2
|
33269 |
koolzaad |
floerzaad:
vlurzǭt (Q095p Maastricht),
koolzaad:
kōlzǭt (Q095p Maastricht)
|
Brassica napus L. subsp. oleifera. Naam voor het zaad en voor het hele gewas: een koolsoort die alleen om het oliehoudend zaad wordt geteeld. Het heeft felgele bloemen in de zomer. Vroeger werd het gemaaid en gedorst en werd het zaad geslagen om "smout" te verkrijgen. Vergelijk aflevering II.3, Molenaar, paragraaf Oliemolen, blz. 165-166. Vergelijk ook het lemma Koolraap: de soort gekweekt om de knol. Bij vliegop wordt opgegeven dat het een variëteit van koolzaad is; bij spoorzaad dat het als groenvoer wordt gebruikt. [JG 1a, 1b, 2b; monogr.]
I-5
|
21898 |
kooplustig |
gaarne kopen (ww.):
geerə kaopə (Q095p Maastricht),
kooplustig:
kouplöstig (Q095p Maastricht, ...
Q095p Maastricht),
kouplöstəch (Q095p Maastricht),
royaal (<fr.):
rejaol (Q095p Maastricht, ...
Q095p Maastricht,
Q095p Maastricht),
roi-jaol (Q095p Maastricht)
|
graag kopend, kooplustig [greeg, koopachtig] [N 89 (1982)] || op overdadige en lichtzinnige wijze besteden [dolboteren, vermokken, vertoelibassen, verkwisten] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
21899 |
kooplustige vrouw |
een lok in de hand:
look in heur hand (Q095p Maastricht),
een lok in de hand hebben:
ze heet e look in heur hand (Q095p Maastricht),
opmaakster:
opmeekster (Q095p Maastricht),
royale, een ~:
rójaol (Q095p Maastricht)
|
een vrouw die niet zuinig is [maakop, konkel] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
21499 |
kooppenning |
afrekenen (ww.):
aofrekene (Q095p Maastricht),
godsalder:
goutshelder (Q095p Maastricht),
gōͅtshälər (Q095p Maastricht),
WNT: heller - vaak, in jonger vorm, helder -, Mhd., nhd., mnl. heller. Oorspronkelijk eene Duitsche munt, benoemd naar Hall in Zwaben (verg. daalder de waarde was die van 1/2 of ongeveer 1/3 penning.
gaodsheller (Q095p Maastricht),
godspenning:
gaodspenning (Q095p Maastricht),
godspenning (Q095p Maastricht),
gòdspenning (Q095p Maastricht),
handgeld:
hāntgelt (Q095p Maastricht),
ps. boven de è (van ...gèlt) staat nog een lengteteken; deze combinatieletter kan ik niet maken/omspellen!
ha.ntgèlt (Q095p Maastricht)
|
het geld dat de koper, of huurder contant ontvangt om de overeenkomst te bevestigen [huurpenning, godspenning, handpenning, worrel, weerder] [N 89 (1982)] || Hoe noemt men bij u de kooppenning (gegeven als bewijs dat een koop gesloten is)? [ZND 17 (1935)]
III-3-1
|
21400 |
koopwaar |
kikzjozerijje:
Maastricht Wb. (pag. 185): kikzjozerijje, snuisterijen, beuzelingen.
kiksjoserei (Q095p Maastricht),
koopwaar:
kaopwaor (Q095p Maastricht),
koupwaor (Q095p Maastricht),
waar:
waor (Q095p Maastricht, ...
Q095p Maastricht,
Q095p Maastricht,
Q095p Maastricht,
Q095p Maastricht,
Q095p Maastricht,
Q095p Maastricht,
Q095p Maastricht,
Q095p Maastricht,
Q095p Maastricht,
Q095p Maastricht)
|
die goederen die gekocht en verkocht kunnen worden [waar, koopwaar, spul, marchandise, kramerij, artikel] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
23216 |
koor |
koor:
de koĕr van de kèrrek (Q095p Maastricht),
ko:r (Q095p Maastricht)
|
Het (of de?) koor van de kerk. [ZND 28 (1938)] || Koor. [ZND 01 (1922)]
III-3-3
|