24485 |
liguster |
heg:
WLD
héék (Q095p Maastricht),
liguster:
liguster (Q095p Maastricht),
Endepols
leguster (Q095p Maastricht),
liguster (Q095p Maastricht, ...
Q095p Maastricht,
Q095p Maastricht),
WBD/WLD
liegustər (Q095p Maastricht),
WLD
leguster (Q095p Maastricht),
ligustrum:
legustrum (Q095p Maastricht)
|
De liguster; een struik van 1-4 m hoogte met grauwe opgerichte takken, heeft witte bloemen en zware kogelvormige erwt-grote bessen; zeer bekend als haagplant (merekenspalm, theeboom, mondhout, heggesering). [N 82 (1981)]
III-4-3
|
18831 |
lijden |
doorstaan:
doorstoon (Q095p Maastricht),
elend ondergaan:
eelent oondergoon (Q095p Maastricht),
get uitstaan:
get oetstoon (Q095p Maastricht),
in de elend zitten:
in dən eelènt zittə (Q095p Maastricht),
lijden:
leijə (Q095p Maastricht),
lejə (Q095p Maastricht),
lij-jə (Q095p Maastricht),
lijje (Q095p Maastricht, ...
Q095p Maastricht,
Q095p Maastricht),
lijjə (Q095p Maastricht),
ps. boven de è staat nog een lengteteken; deze combinatieletter kan ik niet maken/omspellen!
lèjə (Q095p Maastricht),
onderstaan:
ónderstoon (Q095p Maastricht),
verdragen:
verdrage (Q095p Maastricht)
|
een onaangename toestand verduren [lijden, onderstaan] [N 85 (1981)] || lijden, in ellende verkeren
III-1-4
|
34206 |
lijder aan open tuberculose |
open lijder:
ōpǝ lęi̯ǝr (Q095p Maastricht)
|
Koe die aan open tuberculose lijdt. Dit is een vorm van tuberculose, waarbij tuberculeuze haarden in het lichaam met de buitenwereld in verbinding staan. Het betreft een zeer besmettelijke vorm. Zie ook het lemma ''lijder aan open tuberculose'' in wbd I.3, blz. 484. [N 52, 17b; N 3A, 85b]
I-11
|
34185 |
lijfbieden, prolapsus vaginae |
de kan laten zien:
(de koe) lēt dǝ kan zin (Q095p Maastricht),
dǝ kan lǭtǝ zīn (Q095p Maastricht),
de koning laten zien:
dǝ kø̄neŋ lǭtǝ zīn (Q095p Maastricht)
|
Het uitzakken van de bovenrand van de schede, die dan vooral bij liggende dieren buiten de schaamlippen te voorschijn komt als een roze bal, die meestal gauw min of meer ontstoken raakt. Een prolapsus vaginae ontstaat wanneer er een verslapping optreedt in het weefsel dat de vagina vasthoudt in het bekken. [N 3A, 97; N 52, 30a; A 48A, 44a]
I-11
|
20443 |
lijkbaar |
baar:
baor (Q095p Maastricht, ...
Q095p Maastricht),
berrie:
beerie (Q095p Maastricht),
lijkbaar:
liekbaar (Q095p Maastricht, ...
Q095p Maastricht),
lijkberrie:
liekberie (Q095p Maastricht, ...
Q095p Maastricht)
|
De lijkbaar [liechebaar, baar]. [N 96D (1989)] || draagbaar van de doodskist || lijkbaar, draagbaar voor een gekist lijk || Lijkbaar.
III-2-2, III-3-3
|
20464 |
lijkbidder |
aanspreker:
aanspreker (Q095p Maastricht),
gwl. de koster
aonspreker (Q095p Maastricht),
aanzegger:
aonzègker (Q095p Maastricht),
#NAME?
aonzègger (Q095p Maastricht),
doodbekendmaker:
znd 1 a-m; znd 30, 25;
dŏĕtbəkéntmaakər (Q095p Maastricht, ...
Q095p Maastricht),
doodbidder:
doodbidder (Q095p Maastricht),
krijters:
lijkbidders die - genoemd worden. Deze hebben hoge hoeden met rouwsluiers op; het gebruik van ± 50 jaar terug; nu door de koster
krīētərs (Q095p Maastricht),
lijkenbidder:
liekebei-jer (Q095p Maastricht)
|
aanspreker || het overlijden aanzeggen; wat is de benaming voor de persoon die dat deed? [VC 30 (1964)] || lijkbidder [ZND 30 (1939)] || lijkbidder (fr. croquemort) [ZND 01 (1922)] || lijkbidder; aanspreker || lijkbidders; wordt het overlijden aangezegd door de naaste buren of door lijkbidders? Hoe heten deze (aanzeggers, aansprekers, groeveneugers, uitingstneugers, lijkers, enz.)? (duidelijk vermelden of deze naam op de buren of op de lijkbidders slaat) [VC 03 (1937)] || persoon die het overlijden aanzegt
III-2-2
|
20254 |
lijkenhuisje |
dodenkapelletje:
doeje kapelke (Q095p Maastricht),
lijkenhuis:
liekenhōēs (Q095p Maastricht),
lijkenhuisje:
lieke huijske (Q095p Maastricht),
liekehuiske (Q095p Maastricht, ...
Q095p Maastricht,
Q095p Maastricht,
Q095p Maastricht),
līēkenhuiske (Q095p Maastricht),
t liekehuiske (Q095p Maastricht)
|
Het gebouwtje op of bij het kerkhof, waar de lijkbaar staat en waar men vroeger zo nodig een lijk tijdelijk onderbracht [lijkenhuisje, liek(e)huuske, dodenhuisje, doeëdehuus-je?]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
20466 |
lijkwagen |
dodenwagel:
doejewage(l) (Q095p Maastricht),
doejewagel (Q095p Maastricht),
NOTA BENE
doejewagel (Q095p Maastricht),
lijkenwagen:
liekewage (Q095p Maastricht),
lijkkoets:
NOTA BENE
liekkouts (Q095p Maastricht),
lijkwagel:
NOTA BENE
liekwagel (Q095p Maastricht),
lijkwagen:
liekwage (Q095p Maastricht)
|
de lijkwagen [doeëdewaan] [N 96D (1989)] || lijkwagen || lijkwagen; wagen waarin het lijk vervoerd wordt || rijtuig dat familie etc. naar kerk en kerhof brengt
III-2-2
|
32014 |
lijmknecht, sergeant |
sergeant:
sǝržant (Q095p Maastricht)
|
Houten of metalen werktuig waarmee te lijmen delen vastgeklemd kunnen worden. Het bestaat uit één of twee lange benen waarop twee dwarsstukken zitten die met behulp van een draadspil naar elkaar toe gedraaid kunnen worden en de te lijmen delen op deze wijze vastklemmen. Lijmknechten bestaan in verschillende uitvoeringen en afmetingen. Met de in dit lemma opgenomen benamingen worden doorgaans grotere lijmknechten aangeduid, waarbij de lengte van het been of de benen meer dan 30 cm bedraagt. Zie ook afb. 120 en 121. [N 53, 216c; N 53, 217b; N 53, 215; N G, 15; monogr.]
II-12
|
32148 |
lijmstrijkijzer |
strijkijzer:
strīk˱īzǝr (Q095p Maastricht)
|
Stuk massief gietijzer met ijzeren steel en houten handvat, dat wordt gebruikt om de lijm onder het fineer opnieuw te verwarmen. Op deze wijze kan eventuele overtollige lijm onder het fineer met behulp van de belijmhamer weggestreken worden. Zie ook afb. 167. [N 54, 5; N 56, 36]
II-12
|