33882 |
melk van het paard |
melk:
męlǝk (Q095p Maastricht)
|
De biest- of paardsmelk bevat ingrediënten die het veulen tegen verscheidene ziekten weerstand geven en die er bovendien voor zorgen dat het darmpek, de taaie, donkere substantie die zich in de darmen van het pasgeboren veulen bevindt (zie het lemma ''de eerste uitwerpselen van het veulen'' (5.7)), verwijderd wordt.' [N 8, 32.6 en 57]
I-9
|
34095 |
melkaders |
melkaders:
mɛlkǭi̯ǝrs (Q095p Maastricht)
|
De aders langs de buik naar de uier. [N 3A, 118a]
I-11
|
21288 |
melkboer |
melkboer:
mɛləkbu.r (Q095p Maastricht)
|
melkboer [RND]
III-3-1
|
24808 |
melkdistel |
dauwdistel:
douwdistel (Q095p Maastricht, ...
Q095p Maastricht),
doͅu̯destəl (Q095p Maastricht),
konijnsvoer:
Spelling: "fonetisch
knijnsvoor (Q095p Maastricht)
|
melkdistel || Melkdistel (sochus oleraceus 20 tot 100 cm groot. De bladeren zijn meestal ingesneden en de stengel omvattend, zacht stekelig getand, dofgroen van kleur. De bloemhoofdjes zijn klein, de bloemen zijn lichtgeel. Bloeitijd van juni tot oktober (zijdistel, [N 92 (1982)]
I-7, III-4-3
|
34226 |
melken |
melken:
mē̜lǝkǝ (Q095p Maastricht),
męlǝkǝ (Q095p Maastricht)
|
Melk uit de uiers van de koe drukken. Zie afbeelding 9. [L 38, 44; JG 1a, 1b; Wi 26; Vld.; monogr.]
I-11
|
33778 |
melkgebit |
melkgebeet:
męlǝkgebēt (Q095p Maastricht)
|
Tot twee en een half à drie jaar hebben de paarden een melkgebit of veulenstanden. De twee middelste snijtanden komen door in de eerste levensweek van het veulen (soms zijn ze bij de geboorte al aanwezig), binnen een maand of zes weken gevolgd door de snijtanden ernaast. De twee laatste snijtanden volgen tussen de zes en negen maanden, waarna het melkgebit compleet is. De veulenstanden zijn wit van kleur in tegenstelling tot het wat gelige vast gebit en lopen naar de basis toe in een punt uit. [JG 1a, 1b; N 8, 18a]
I-9
|
34079 |
melkgebit van kalveren |
kalvertanden:
kalvǝrtɛŋ (Q095p Maastricht),
melktanden:
mɛlktan (Q095p Maastricht)
|
[N 3A, 108a]
I-11
|
19514 |
melkkannetje |
melkkannetje:
mèlk-kenneke (Q095p Maastricht),
melkpotje:
mèllekpötsje (Q095p Maastricht)
|
melkkannetje waaruit men aan tafel melk schenkt [N 20 (zj)]
III-2-1
|
34129 |
melkkoe |
melkpot:
mɛlkpǫt (Q095p Maastricht)
|
Koe die geschikt is voor melkproductie. [N 3A, 148]
I-11
|
34096 |
melkkuil |
melkput:
mɛlkpøt (Q095p Maastricht)
|
Opening waardoor melkaders uit het lichaam van de koe komen. [N 3A, 118b]
I-11
|