e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Maastricht

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
pens pens: pɛns (Maastricht) De eerste afdeling van de maag van de koe waarin het voedsel geweekt wordt. Een koe heeft vier magen: de pens, de netmaag, de boekpens en de lebmaag. In de "Amsterdamse" vragenlijst nr. 9 werd via de vragen 11a, 11b, 11c en 11d naar de dialectbenamingen gevraagd voor deze vier magen. Exact werd gevraagd naar de benamingen voor pens, netmaag, boekpens en lebmaag. In de "Nijmeegse" vragenlijst nr. 28 werd ook gevraagd naar de dialectbenamingen voor de vier magen. Maar hier werden de vragen wat vager gesteld. De pens wordt omschreven (vr. 80) als de "maag waarin het voedsel het eerst komt", de netmaag als de "langwerpige maag" (vr. 81), de boekpens als "de maag die van binnen vol vliezen zit" (vr. 82) en de lebmaag als "de maag met heel grove uitsteeksels aan de binnenkant" (vr. 84). Door deze vage vraagstelling sluipt onzekerheid door in de antwoorden van de "Nijmeegse" respondenten: termen worden nogal eens door elkaar gehaald voor de diverse magen. Zo goed mogelijk is in dit lemma en de volgende drie lemmata geprobeerd de juiste benaming bij het juiste begrip onder te brengen. In wbd afl. 3 (Het rund) blz. 364 wordt het vermoeden geuit dat we hier eerder met een cultuurbegrip te maken hebben dan met een onder de mensen (nog) levende werkelijkheid en dat voornoemde vierdeling ook niet meer echt levend is bij de huisslachter. Dit vermoeden zou ook op de "Limburgse" antwoorden van toepassing kunnen zijn. [N 28, 80; A 9, 11a; L 48, 15] I-11
peper peper: peper (Maastricht, ... ), pēper (Maastricht), pēpər (Maastricht), pêper (Maastricht), Dao is te väöl peper in de sop  peper (Maastricht) peper [DC 03 (1934)] III-2-3
peperkoekdeeg koekdeeg: kōkdęjx (Maastricht), peperkoekdeeg: pēpǝrkōkdęjx (Maastricht) Volgens de informant van L 321 laat men een mengsel van roggebloem, honing, druivesuiker, water, oude koek een dag liggen. Vervolgens worden er ammonium en koolzuur bijgevoegd en wordt het gehele mengsel goed bewerkt. Dit laat men enige weken rusten waarna men begint met het opbraken van het peperkoekdeeg, telkens weer. Als het deeg plat is, wordt het opgerold en opnieuw gebraakt, totdat het taai is. Dezelfde vormen als voor taai-taai worden hiervoor gebruikt. [N 29, 88; N 29, 88a] II-1
pepermunt menta: menta (Maastricht), Menta tegen d¯n hoos Num dich e mentake: pepermuntje  menta (Maastricht), pepermunt: Steek dich ¯ne pepermunt in d¯ne mónd, dan geit dee lielike smaak eweg  pepermunt (Maastricht), ropskoekje: ¯n handvol zjezjip en twie rópskeukskes  rópskeukske (Maastricht) mentha || pepermunt || pepermuntje III-2-3
perenboom perenboom: perebaum (Maastricht), pereboum (Maastricht, ... ) I-7
periode van de ijsheiligen ijsheiligen: iesheilige (Maastricht), iesheiligen (Maastricht), īsheͅiləgə (Maastricht) De periode van de ijsheiligen, 11-14 mei; op deze dagen kan het zeer koud zijn. [N 88 (1982)] III-3-2
perkal perkal: perkajl (Maastricht) Zwaar gepapt, glanzig katoenen weefsel. [monogr.] II-7
pers voor kleistrengen piezelpers: pizǝlpērs (Maastricht), pétrin: pētrẽ̜ (Maastricht) Schroefpers, waarmee uit kneedbare klei buigzame strengen van aardewerk worden geperst. [monogr.] II-8
persbok bok: bok (Maastricht) De persbok is een strijkplank op een standaard geschikt om moeilijk bereikbare naden, bijv. schoudernaden, open te strijken. Ook armsgaten kan men er op openpersen. De informant van Q 83 merkt op dat men de persbok gebruikt voor het strijken van de mouw en het borststuk van het jasje en het zijstuk en de tussenbeennaad van de broek. De informant van L 416 vermeldt dat de persbok wordt gebruikt ø̄om plat te drukkenø̄. De informant van Q 88 zegt de persbok in het geheel niet te gebruiken. Zie ook het lemma ɛpersplankɛ.' [N 59, 19b] II-7
persen persen: peerse (Maastricht, ... ), persen (Maastricht), pērsǝ (Maastricht, ... ) Het gelijmd fineer met behulp van de fineerpers op het grondhout vastklemmen. [N 56, 33a] || Het maken van uitdrijvende bewegingen, gezegd van de koe die gaat kalven. [N 3A, 47] || Het persen van de stof met een zwaar ijzer. [N 59, 77; monogr.] || persen, Met kracht vloeistof door een nauwe opening ~ (spuiten, spruiten, spritsen, sprietelen). [N 84 (1981)] I-11, II-12, II-7, III-1-2