e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Maastricht

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
pezen blootleggen pezen insnijden: pēsǝ ensnejǝ (Maastricht) Men maakt een snede achter de achillespees, waardoor deze bloot komt te liggen. Door het door de snede ontstane gat steekt men meestal een balkje, vaak voorzien van inkepingen. waarin dan de pezen worden geschoven, zodat deze niet weg kunnen schuiven. Zo wordt voorkomen dat het dier "dichtklapt". [N 28, 62; monogr.] II-1
pezerik bullepees: bullepees (Maastricht, ... ), bullpees (Maastricht), böllepees (Maastricht), durenpezel: deurepiezel (Maastricht), deurəpiezəl (Maastricht), deurəpīēzəl (Maastricht), Algemene opmerking bij deze vragenlijst: deze lijst heb ik letterlijk, zoals invuller het genoteerd heeft overgenomen!  deurəpĭĕzəl (Maastricht), Opm. v.d. invuller: deur = stier; piezel = spier, streng.  deurepiezel (Maastricht), karwats: karwajts (Maastricht), karwatsj (Maastricht), pezel: piezəl (Maastricht, ... ) harde, gedroogde, holle spier of pektouw of touw met knopen als strafwerktuig [looiepees, pezerik, bullepees] [N 90 (1982)] III-3-1
piano piano: Karte 244.  pi`jāno} m. (Maastricht), vgl. pag. 188: I. klavier, ongebr.; z. piano.  piano (Maastricht), vleugel: De - is te groet veur de kamer; begleijing op de -.  vleugel (Maastricht) Klavier. || Piano: bekend instrument. || Vleugel: c) lang uitgebouwde piano. III-3-2
piano add. tikketakkebred: Spott. t Is neet mie es rech, totste ins op dat - hous (1909).  tikketakkebreed (Maastricht) Piano. III-3-2
piekeren dromen: druime (Maastricht), druimə (Maastricht), dubben: döbbe (Maastricht), nadenken: naodinke (Maastricht), prakkiseren: prakkeseere (Maastricht), prakkezeere (Maastricht), prakkezere (Maastricht, ... ), prakkizeere (Maastricht), prakkəzeerə (Maastricht, ... ), prākəzēērə (Maastricht), pràkkəzeerə (Maastricht, ... ) denken: Je moet er nog maar eens over - [DC 35 (1963)] || dubben, twijfelen, piekeren || over zijn zorgen nadenken [mijmeren, dolleren, prakkezeren, praktiseren, dubben, dromen] [N 85 (1981)] III-1-4
piepen piepen: piepə (Maastricht), pīēpə (Maastricht), sjielpen: sjillepe (Maastricht), sjilpe (Maastricht), sjierpen: sjierepə (Maastricht), sjierrəpə (Maastricht), sjirpe (Maastricht, ... ), sjirpen (Maastricht), sjrippe (Maastricht), tjielpen: tjillepe (Maastricht) een zacht piepend geluid geven, gezegd van vogels (sjirpen, tjilpen, tjerpen) [N 83 (1981)] III-4-1
pijl pijl: peͅil (Maastricht), peͅjl (Maastricht), pijl (Maastricht, ... ), Mèt - en baog.  pijl (Maastricht) De dunne lichte staaf van hout met een scherpe punt die met een boog naar een doel wordt afgeschoten [pijl, bout, teit, straal, schicht]. [N 88 (1982)] || Pijl. III-3-2
pijl van een boog porring: pǫreŋ (Maastricht) De hoogte van een gemetselde boog, gemeten tussen de denkbeeldige lijn van de spanning en de kruin. Meestal neemt men voor de pijl 1/5 tot 1/10 gedeelte van de overspanning. Het bepalen van de hoogte van de pijl noemde men in Q 121: 'sprong geven' ('šproŋk jęǝvǝ'). [N 32, 17d; monogr.] II-9
pijn pijn: pĕin (Maastricht), peͅjn (Maastricht), pijn (Maastricht), pyn (Maastricht), pɛ.in (Maastricht) mijn voeten doen mij erg zeer [DC 03 (1934)] || pijn [RND], [ZND 08 (1925)] III-1-2
pijnscheut heksenscheut: = scheuten in de rug, reumatische aandoening.  heksensjeut (Maastricht), kriebel: kriebele (Maastricht), scheut: sjeut (Maastricht), steek: steeke (Maastricht), unne steik (Maastricht) Sterke kriebeling of trekking door pijn veroorzaken (morren). [N 84 (1981)] III-1-2