24968 |
plaats, ruimte |
plaats:
plaots (Q095p Maastricht, ...
Q095p Maastricht),
punt:
punt (Q095p Maastricht)
|
bepaalde plaats || plaats [ZND m]
III-4-4
|
20411 |
plaatsvervangende peetoom |
leenpeteren:
lienpeetere (Q095p Maastricht),
wanneer de voor peter en meter aangezochte personen bij de doopplechtigheid niet aanwezig kunnen zijn, worden hun remplaçanten genoemd ~ en lienpaat
linpētərə (Q095p Maastricht),
wordt hij (de peter) door iemand vervangen doordat hij afwezig is bijv. dan spreekt men van ~
linpētərə (Q095p Maastricht)
|
peetoom (de oom naar wien iemand genoemd is) [DC 05 (1937)] || peter (de man, wiens naam het kind gewoonlijk ontvangt) [DC 05 (1937)] || peter die als plaatsvervanger optreedt, wanneer de ware peter niet aanwezig kan zijn? [ZND 37 (1941)]
III-2-2
|
20412 |
plaatsvervangende peettante |
leenpaat:
lienpaat (Q095p Maastricht),
wanneer de voor peter en meter aangezochte personen bij de doopplechtigheid niet aanwezig kunnen zijn, worden hun remplaçanten genoemd lienpeetere en lienpaat
linpāt (Q095p Maastricht),
wordt zij (de meter) door iemand vervangen doordat hij afwezig is bijv. dan spreekt men van ~
linpāt (Q095p Maastricht)
|
meter (de vrouw, die het kind ten doop houdt en wier naam het kind gewoonlijk ontvangt) [DC 05 (1937)] || meter die als plaatsvervanger optreedt, wanneer de ware meter niet aanwezig kan zijn? [ZND 37 (1941)] || peettante (de tante naar wie iemand genoemd is) [DC 05 (1937)]
III-2-2
|
19470 |
plafond |
de balk:
dǝ bālǝk (Q095p Maastricht),
plafond:
plafoŋ (Q095p Maastricht
[(vlakke gestucadoorde zoldering)]
),
plǝfon (Q095p Maastricht),
plǝfoŋ (Q095p Maastricht
[(vlakke gestucadoorde zoldering)]
)
|
Zie kaart. Het ondervlak of de bekleding van een zoldering. In het onderzoeksgebied wordt onder een 'plafond' vooral een gepleisterde, meestal met lijsten en/of reliefs van stuc versierde bekleding van een zoldering verstaan. De term 'zoldering' wordt daarentegen gebruikt voor het ondervlak van een verdiepingsvloer waarvan de draagbalken nog zichtbaar zijn. Zie ook het 'Limburgs Idioticon', pag. 295, s.v. 'zoldering', ø̄Met de bepaalde betekenis van onbeplakten zolder. Geh. rond Maeseyck.ø̄ Om een gepleisterd plafond te maken worden eerst tengels op onderlinge afstand van ongeveer 7 cm onder de balken van de bovenliggende vloerlaag gespijkerd. Aan de tengels wordt vervolgens droog Maasriet bevestigd, dat met zigzagsgewijs om platkopspijkers gewonden koperdraad tegen de tengels wordt vastgeklemd. In plaats van riet kan ook steengaas worden gebruikt. Daarna wordt eerst een ruwe laag vette kalkmortel aangebracht en vervolgens wordt het geheel afgewerkt met een mengsel van kalk en gips. Langs de wand brengt men gewoonlijk een plint aan die wordt vervaardigd door op het plafond latjes te bevestigen en de plint gelijk met die latjes af te werken. Eventuele ornamenten worden met gips opgeplakt. In L 383 sprak men bij een boerderij vooral van de 'zolder' en in een gewoon huis van het 'plafond'. [N 6, 20; N 54, 143a; L 2, 19; monogr.; Vld.]
II-9
|
20939 |
plak |
flank:
flāŋk (Q095p Maastricht)
|
Een opvulsel achter de arm ofwel bestaand uit een stukje stoom (gaas dat sterk gepapt is, in katoen of rayon) waarop een half vel watten wordt genaaid of uit een stukje stof. De plak moet het beloop volgen van het armsgat en wordt op de rug langs het armsgat gelegd en onder de arm aan de vulling vastgemaakt (Papenhuyzen, pag. 81). De plak dient voor een mooie valling voor de arm. [N 59, 115]
II-7
|
30564 |
plakspaan |
gletter:
glɛtǝr (Q095p Maastricht),
schuurblok:
šōrblǫk (Q095p Maastricht)
|
Van een handvat voorziene houten of metalen plankje dat wordt gebruikt bij het gelijkschuren van raapspecie of gestort beton. Zie ook afb. 88. De 'sprahe' (Q 121) bestaat uit een rechthoekig blad van vrij dun en ietwat buigzaam staal waarop een handvat gemonteerd is. Zie voor dit woordtype ook RhWb (VIII), k. 404, s.v. 'Sprahe', ø̄spreeuwø̄. De 'houten riester' (Q 121) heeft dezelfde vorm als de 'sprahe'. Soms is op deze houten riester een laag 'vilt' ('velts') gespijkerd. De '(ijzeren) riester' (Q 121) vertoont grote overeenkomst met de 'sprahe', maar is van een dikkere soort staal gemaakt. De voorkant is afgerond in de vorm van een cirkelsegment (Lochtman, pag. 22). [N 30, 9; monogr.]
II-9
|
26524 |
plank met gaten |
plank met loker:
plā.ŋk me̜̜t lō.kǝr (Q095p Maastricht)
|
Plank met gaten waarin men op verschillende hoogten een plank kan steken naargelang de grootte van de meelzak. In Q 71 had men geen plank maar een kam, een getande schuif, terwijl men in P 53, Q 77a en Q 79 een riem gebruikte. [Vds 168; Jan 173; Grof 190]
II-3
|
32174 |
plank, legplank |
schap:
šap (Q095p Maastricht),
tablet:
tablęt (Q095p Maastricht)
|
Plank in een meubel, en dan met name in een kast. [N 56, 133; N 56, 149a; monogr.]
II-12
|
32175 |
plankdrager |
plankdrager:
plāŋk˱drāgǝr (Q095p Maastricht)
|
Van hout, metaal of kunststof vervaardigde steun waarop de legplanken van een kast liggen. [N 56, 149b; monogr.]
II-12
|
22734 |
plankmis |
poedel:
poedel (Q095p Maastricht)
|
De plank missen bij het kegelspel [henk, olie]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|