e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Maastricht

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
redingote? redingote (fr.): Riddingot < Fr. redingote < Eng. riding coat.  riddingot (Maastricht) [riddingot*]: ouderwetse herenjas, geklede jas III-1-3
reeks, rij rang: rang (Maastricht), reeks: reeks (Maastricht), rij: rei (Maastricht), rei-j (Maastricht), riej (Maastricht), rij (Maastricht, ... ), rijj (Maastricht, ... ), ris (Maastricht), rèij (Maastricht), rijtje: op e rijjke (Maastricht), rits: rits (Maastricht), serie: ⁄ne seerĭĕ (Maastricht) een rij van geregeld naast elkaar geplaatste dingen [resem, reeks] [N 91 (1982)] || rij [ZND 19A (1936)], [ZND m] || rij, reeks III-4-4
reep kattentong: Biij d¯n tee woorte kattetungskes geprizzenteerd ¯t is mer e kattetungske: een klein stukje (vlees)  kattetóng (Maastricht) naam van versnapering als koekjes, chocolade reepjes III-2-3
refrein refrein: ain als in het Frans uitsprekem  rĕfrain (Maastricht) Een refrein (het steeds terugkerende gedeelte van een lied). [ZND 41 (1943)] III-3-2
regel traverse: travēr (Maastricht) In het algemeen de horizontale dwarsbalkjes die tussen de stijlen worden aangebracht. Men onderscheidt boven-, tussen- en onderregels. Zie ook afb. 169. [N 56, 129i; monogr.] II-12
regelrad radje: rē̜.tšǝ (Maastricht), regelrad: rēgǝlrā.t (Maastricht) Rad waarmee men de afstand tussen de beide molenstenen kan regelen. De pan in het pasblok is daartoe op een ijzeren lat bevestigd, die met behulp van het rad op en neer geschroefd kan worden. Zie ook de toelichting bij het lemma ɛlicht, steenlichtɛ.' [Vds 114; Jan 148; Coe 128; Grof 152] II-3
regen (alg.) hemelswater: hiemelswater (Maastricht), neerslag: neerslaag (Maastricht, ... ), regen: re:gə (Maastricht), reeën (Maastricht), rege (Maastricht), regen (Maastricht, ... ), rē‧gə (Maastricht, ... ), reͅgə (Maastricht), rége (Maastricht), réégen (Maastricht) neerslag, regen || regen [ZND 01 (1922)], [ZND m] || regen in het algemeen [rengel, majem] [N 22 (1963)] III-4-4
regenboog regenboog: de regenboug (Maastricht), də reͅgəboͅux (Maastricht), rege-boag (Maastricht), regebaog (Maastricht), regenbaog (Maastricht), reënbaog (Maastricht), ⁄n rege baog (Maastricht) regenboog || regenboog [weerteken] [N 22 (1963)] III-4-4
regenbuitje buitje: buike (Maastricht), ə böjkə (Maastricht), ⁄n buijke (Maastricht), ⁄n buike (Maastricht), druppel: ⁄n drûppel (Maastricht), kletsbuitje: ə klɛtz böjkə (Maastricht), motregentje: e motregentje (Maastricht), zever: ⁄t is zeiver (Maastricht), zouwtje: zauwke (Maastricht) licht regenbuitje [smeer, bui, stoes, getsbui, bies, zauwke] [N 22 (1963)] III-4-4
regendag regendag: regendaag (Maastricht) regendag III-4-4