e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Maastricht

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
rijglaars rijgstevel: rijjstievel (Maastricht) laars waarvan het beenstuk moet worden dichtgeregen [N 24 (1964)] III-1-3
rijgsteek trocheldraad: trǭxǝldrǭt (Maastricht) Zie afb. 31. [N 59, 52a; N 62, 16a; N 62, 6] II-7
rijk gans verkeerd: gā.ns ˲vǝrkī.rt (Maastricht), rijk: rīk (Maastricht) rijk (zijn) [ZND m] || Zie de toelichting bij het lemma ɛrijk liggenɛ.' [N O, 34k; Vds 219; Jan 199; Coe 172] II-3, III-3-1
rijk zijn bulken van het geld: bulken van het geld (Maastricht), gefortuneerd zijn: gefortuuneerd (Maastricht), geld wie water hebben: geld wie water (Maastricht), in het geld zwemmen: dee zwump in ut geld (Maastricht), in zijn centen zwemmen: Algemene opmerking: deze vragenlijst/dit antwoord zo letterlijk mogelijk overgenomen (dus niet omgespeld!).  schwömme in zen sènt (Maastricht), rijk zijn: riek sien (Maastricht), Algemene opmerking: deze vragenlijst/dit antwoord zo letterlijk mogelijk overgenomen (dus niet omgespeld!).  rīēk zīēn (Maastricht), Algemene opmerking: deze vragenlijst/dit antwoord zo letterlijk mogelijk overgenomen, dus niet omgespeld!  rīē:k zīē:n (Maastricht), rijke stinkerd (zn.): ene rieke stinkerd (Maastricht), schatrijk zijn: Algemene opmerking: deze vragenlijst/dit antwoord zo letterlijk mogelijk overgenomen (dus niet omgespeld!).  schàtrīēk (Maastricht), steenrijk zijn: steinriek (Maastricht), stinken van het geld: stinken van het geld (Maastricht), veel duiten hebben: dee heet veul duite (Maastricht), veel fortuin hebben: dee heet veul fortuin (Maastricht), veel knabben hebben: dee heet veul knabbe (Maastricht) Inventarisatie uitdrukkingen voor: rijk zijn [rijk zijn, zwemmen in zijn geld, een groot fortuin hebben enz. enz.] [N 21 (1963)] III-3-1
rijkdom rijkdom: rigdum (Maastricht) rijkdom [RND] III-3-1
rijksdaalder achterrad: achterraad (Maastricht), knaak: Van Dale: knaak, (volkst.) rijksdaalder.  knaak (Maastricht), rijks: ene riks (Maastricht), stuk: e stök (Maastricht), stùk (Maastricht), Algemene opmerking: deze vragenlijst/dit antwoord zo letterlijk mogelijk overgenomen, dus niet omgespeld!  e stök (Maastricht), stuk van twee vijftig: stök van twie fieftig (Maastricht), twee vijftig: twie fieftig (Maastricht) rijksdaalder, een ~ [vijftiger, knaak, ploegrol?] [N 21 (1963)] III-3-1
rijksveldwachter champetter (<fr.): champettər (Maastricht), garde (<fr.): gard (Maastricht), Sub I. gard. Gard &lt; fr. garde-chasse of garde-champêtre.  gard (Maastricht), garde-champetter (<fr.): Sub garde-champêtre; de - van de Merode.  gardsjampieter (Maastricht), vgl. Maastricht Wb.  gardsjampieter (Maastricht), veldbode: véldbaoj (Maastricht, ... ), veldwachter: veldwachter (Maastricht), veldwagter (Maastricht), veldwagtər (Maastricht), vè.ltwàchtər (Maastricht), ps. boven de "è"staat nog een lengteteken; deze combinatieletter is niet te maken/om te spellen.  vèltwàchtər (Maastricht) een agent van de rijksveldwacht [die zorgt voor de handhaving van de orde op het platteland] [rijks, schabeletter, champetter, pandoer, garde, vörster] [N 90 (1982)] || Veld-, boswachter. || veldwachter III-3-1
rijkswachter gendarme (fr.): genderm (Maastricht), gènderm (Maastricht), sjenderrem (Maastricht, ... ), sjənderrəm (Maastricht), sjəndèrm (Maastricht), sjəndérrəmə (Maastricht), zjenderrem (Maastricht, ... ), zjənderrəm (Maastricht), marechaussee (<fr.): marrechaussée (Maastricht), marrəsjoosee (Maastricht), marrəsjosee (Maastricht) een lid van het militaire politiekorps [gendarm, harenmutsel, pakkeman, marechaus-see, massee] [N 90 (1982)] III-3-1
rijn desser: dęsǝr (Maastricht), rijn: rī.n (Maastricht), rijnijzer: ręjnī.zǝr (Maastricht) Algemene benaming voor het van vier klauwen voorziene ijzeren kruis in het middengat van de draaiende molensteen dat dient om de draaiïng van het staakijzer op de steen over te brengen. Zie voor de benamingen voor speciale rijntypen de lemmata ɛtweetakrijnɛ, ɛdrietakrijnɛ en ɛbalanceerrijnɛ.' [N O, 15a; A 42A, 20; N D, 18; Sche 45; Vds 84; Jan 122; Coe 100; Grof 120] II-3
rijngat rijngat: rī.ngā.t (Maastricht) Het vierkante gat in het midden van de viertakrijn waar de kop van het staakijzer (bij watermolens) of de kleine spil (bij windmolens) in past. Zie ook afb. 80. [N O, 15f; Jan 124; Coe 102] II-3