26615 |
ringmeel |
ringmeel:
rēŋk[meel] (Q095p Maastricht)
|
Meel dat rondom de ligger in de steenkuip gevallen is. In l 288b verstond men onder ringmeel het meel dat rondom de stenen zat. Wanneer de stenen pas gescherpt waren en de molen opengebroken was geweest, gooide men er ringmeel over alvorens met malen te beginnen. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel -ømeelŋ het lemma ɛmeelɛ.' [N O, 37e; Vds 161; Jan 166; Coe 151; Grof 179; A 42, add.; A 42A, 48 add.]
II-3
|
24234 |
ringmus |
regenmus:
regenmösj (Q095p Maastricht),
cf. etym.aant. Volgens Strous een etym. aanleuning tegen reenkmus., ringmus
reegemösj (Q095p Maastricht),
ringmus:
reenkmösj (Q095p Maastricht),
ringmösj (Q095p Maastricht),
rinkmösj (Q095p Maastricht),
verschrijving of leesfout u ipv n
rengmösch (Q095p Maastricht),
toelmus:
cf. etym.aant.: -n/-l wisseling zoals in wagen/wagel; toelmus is dus tuinmus.
toelmösj (Q095p Maastricht),
veldmus:
veldmösch (Q095p Maastricht, ...
Q095p Maastricht),
veldmösj (Q095p Maastricht)
|
Hoe heet de ringmusch? [DC 06 (1938)] || ringmus || ringmus (14 bijna gelijk aan de huismus, maar chocoladepetje en -plekje op de wang; broedt meer in hol hout; vaak op trek in flinke troepen [N 09 (1961)]
III-4-1
|
29775 |
ringoven |
ringoven:
reŋk˱ōvǝ (Q095p Maastricht),
reŋk˱ǭvǝ (Q095p Maastricht)
|
Ringvormige oven waarin het vuur zich, in tegenstelling tot bijvoorbeeld de veldoven, periodiek verplaatst. De oven werd ontworpen door de Duitsers F. Hoffman en A. Licht. De ringoven werd gebruikt in de steen-, pannen- en gresbuizenindustrie. Zie afb. 25. De ringoven was oorspronkelijk een rond, later een langwerpig met ronde of rechte uiteinden geconstrueerd gebouw met gewelven. In het hart stond de schoorsteen die werd omringd door een klein kanaal, de rookgang, en een groter, de stookgang, waarin de vormelingen werden geplaatst. In het gewelf van de stookgang werd door de stoker via stookpotten de brandstof gedeponeerd in de in de inzet uitgespaarde stookkanalen. Trekgaten, voorzien van rookklokken, in de brandmuur of vuurplaat tussen de twee kanalen zorgden voor de afvoer van rook en lucht. Met het aantal trekopeningen correspondeerden een gelijk aantal poorten in de buitenste ringmuur. Hoewel de stookgang één grote ruimte was, noemde men het gedeelte van poort tot poort een kamer. Door middel van een ijzeren schuif was het mogelijk de kamer af te sluiten. Dientengevolge kon de stoker met behulp van de rookklokken in de trekgaten het vuur vooruittrekken, nadat de schuif een kamer verder was ingezet (Geuskens, pag. 149). [N 98, 127; monogr.]
II-8
|
23175 |
ringrijden, ringsteken add. |
de ring steken:
- waos ein van de kèrremisvermakelikhede; wee de rink staok (d.w.z. er in slaagde), kraog bijj van Ingele (draaimolen op de kermis) nen toer lekker veur niks.
de rink steke (Q095p Maastricht)
|
Ringrijden, -steken.
III-3-2
|
24449 |
ringrups |
ringelrups:
idiosyncr.
ringelróps (Q095p Maastricht)
|
ringelrups, ringrups, kleurig gestreepte rups van de vlinder die zijn eitjes in een ring om de takken van bomen ne heesters legt [N 26 (1964)]
III-4-2
|
31534 |
ringsleutel |
ringsleutel:
reŋslø̜tǝl (Q095p Maastricht)
|
Niet verstelbare, stalen sleutel waarvan de gesloten bek in zijn geheel om de aan te draaien moer heen past. De binnenkant van de ringvormige bek van deze sleutel is zes- of twaalfkantig uitgevoerd. Zie ook afb. 198. [N 33, 300g; monogr.]
II-11
|
17669 |
ringvinger |
ringvinger:
ringkvingər (Q095p Maastricht),
rinkvinger (Q095p Maastricht, ...
Q095p Maastricht,
Q095p Maastricht)
|
Ringvinger: de vierde vinger waaraan men gewoonlijk een ring draagt (ringvinger, goudvinger,vingerling, iedekje, pillepoort). [N 84 (1981)]
III-1-1
|
18103 |
ringworm |
omloop:
umlaop (Q095p Maastricht),
ringelworm:
ringəlwö:rrəm (Q095p Maastricht),
ringworm:
ringwörrəm (Q095p Maastricht),
vuur:
t vuur (Q095p Maastricht)
|
Huidziekte in de vorm van een wiel (omloop, Sinte-Katrien, springend vuur, ringelworm). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
23645 |
rinkelen met de altaarbel |
bellen:
belle (Q095p Maastricht, ...
Q095p Maastricht,
Q095p Maastricht),
bèlle (Q095p Maastricht),
bèlə (Q095p Maastricht),
bélle (Q095p Maastricht),
klingelen:
klingele (Q095p Maastricht),
met de bel rinkelen:
mèt de bel rinkele (Q095p Maastricht)
|
Met deze bel rinkelen, bellen, schellen. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
26474 |
rinnen, lekken |
(de steen) lekt:
lē.kt (Q095p Maastricht)
|
Gezegd van de molenstenen wanneer het graan door speling in de steenbus naar beneden valt. Volgens de invuller uit l 372 moeten er dan nieuwe noten gezet worden (Janssen, pag. 86). [Vds 123; Jan 135 add.; Coe 111]
II-3
|