e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Maastricht

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
roep- en lokwoord voor de haan tok, tok, tok: tuk, tuk, tuk (Maastricht) In vraag 2a van de "Amsterdamse" lijst 6 werd specifiek gevraagd naar "lok- of roepnaam voor de haan". Een groot aantal informanten zegt geen onderscheid te maken bij het roepen of lokken van haan, hen of kuiken. De antwoorden die specifiek werden gegeven voor lok- of roepnaam voor de haan zijn in dit lemma opgenomen. [A 6, 2a] I-12
roep- en lokwoord voor de jonge eend eendje: ēntšǝ (Maastricht), jong eendje: jōŋk ēntšǝ (Maastricht), klein eendetje: klęi̯ ēndǝkǝ (Maastricht) [VC 14, 2s -r-; monogr.] I-12
roep- en lokwoord voor de jonge gans jonge gans: jōŋ gai̯s (Maastricht) [VC 14, 2q (r] I-12
roep- en lokwoord voor de kip hen: hen (Maastricht), kip, kip, kip: kip, kip, kip (Maastricht), poele, poele, poele: pulǝ, pulǝ, pulǝ (Maastricht), tiet: tit (Maastricht) Naast de verschillende roepwoorden kan men de kippen ook lokken door een zuigend klappend geluid te maken met de tong tegen de tanden (P 176 (Sint-Truiden)) of door te fluiten (Q 2 (Hasselt)). [N 19, 44a; L 47, 9a; A 6, 2b; A 6, 2a; VC 14, 2n -r-; Vld.; L B2, 259a; monogr.] I-12
roep- en lokwoord voor de koe koe: kōi̯ (Maastricht), mut, mut: mut mut (Maastricht) Men roept de koe naast de algemene benamingen koe, muk enzovoorts ook met het noemen van de kleur, b.v. zwarte en met een eigennaam als Lies en Berta. [N C, 16; VC 14, 2a (r] I-11
roep- en lokwoord voor een big bag: bāk (Maastricht), speenbag: spēbāk (Maastricht), spēnbak (Maastricht) Roep- en lokwoord voor een big. Iets roepen kan ook vervangen worden door een smakkend geluid te maken of door te klakken met de tong. [N 19, 11b; VC 14, 2d r; monogr.] I-12
roep- en lokwoord voor het kalf kalf: kāf (Maastricht) Met kan een kalf roepen met de algemene benamingen kalf, kalfje, muk enzovoorts, met eigennamen als Liesje, met klanknabootsingen of eventueel met het rammelen van melkemmers. [N C, 17; VC 14, 2b (r] I-11
roep- en lokwoord voor het kuiken kuiken: kȳkǝ (Maastricht), tiet, tietetje, tiet: tit, titǝkǝ, tit (Maastricht), tjiep, tjiep, tjiep: tjip, tjip, tjip (Maastricht), tok, tok, tok: tǫk, tǫk, tǫk (Maastricht) [N 19, 44b; A 6, 2c; L 47, 9b; VC 12 2o -r-; monogr.] I-12
roep- en lokwoord voor het varken varken: vɛrǝkǝ (Maastricht) In plaats van kuus roepen klakt men ook wel met de tong. [N 19, 11a; VC 14, 2c (r] I-12
roep- en lokwoorden voor het lam lammetje: lɛmkǝ (Maastricht) [N 19, 74b; VC 14, 2k (R] I-12