18314 |
rok als bovenkledingstuk |
bovenrok:
baoverrok (Q095p Maastricht),
overrok:
euverrok (Q095p Maastricht, ...
Q095p Maastricht),
överrok (Q095p Maastricht),
rok:
rok (Q095p Maastricht, ...
Q095p Maastricht)
|
rok als bovenkledingstuk [aoverrok, bovenrok, booveschort] [N 24 (1964)]
III-1-3
|
18320 |
rok van grove stof |
tiereteien:
Van Dale: tieretein (<Ofr.), (veroud.) geweven stof met een linnen ketting en een wollen inslag. WNT: tieretein, tierentaeje rock.
tiertej (Q095p Maastricht),
tierteje (Q095p Maastricht),
tiereteien rok:
[Van Dale: tieretein]
tiertejje [rok} (Q095p Maastricht),
uit één stuk geweven dessin, rood-wit-blauw-wit gestreept Van Dale: tieretein (<Ofr.), (veroud.) geweven stof met een linnen ketting en een wollen inslag. WNT: tieretein, tierentaeje rock.
tierteije rok (Q095p Maastricht),
Van Dale: tieretein (<Ofr.), (veroud.) geweven stof met een linnen ketting en een wollen inslag. WNT: tieretein, tierentaeje rock.
teertéje rok (Q095p Maastricht),
tierteije rok (Q095p Maastricht)
|
rok van grove zware stof [teerteje rok, pels, tiejte sjort] [N 24 (1964)] || tiretein: zekere grove stof || uit één stuk geweven dessin, rood-wit-blauw-wit gestreept [N 23 (1964)]
III-1-3
|
18284 |
rok: algemeen |
frak:
Frak wordt verdrongen door rok.
frak (Q095p Maastricht),
rok:
rok (Q095p Maastricht, ...
Q095p Maastricht,
Q095p Maastricht,
Q095p Maastricht,
Q095p Maastricht,
Q095p Maastricht,
Q095p Maastricht,
Q095p Maastricht),
ròk (Q095p Maastricht),
scholk:
sjolk (Q095p Maastricht)
|
frak: herenrok || rok [ZND m] || rok (door vrouwen gedragen) [ZND 17 (1935)] || rok: a) mannenkledingstuk || rok: b) vrouwenkledingstuk || vrouwenrok, kledingstuk dat van het middel af naar beneden hangt [rok, schort, schot, malbeusj] [N 24 (1964)]
III-1-3
|
19493 |
roken |
roken:
rouke (Q095p Maastricht),
Heer roukde d¯n hielen daag Rouke is good tege de verkajdheid Wee rouk, ruuk wie e verreke, wee snouf, zuut oet wie e verreke, wee proump, is e verreke
rouke (Q095p Maastricht),
smoken:
smoke (Q095p Maastricht),
E piepke smoke
smoke (Q095p Maastricht)
|
de rook van tabak genieten door inzuigen en uitblazen || roken || smoken
III-2-3
|
18567 |
rokkostuum |
rok:
rok (Q095p Maastricht)
|
het rok-costuum [N 59 (1973)]
III-1-3
|
18318 |
rokkussentje |
queue (<fr.):
keu (Q095p Maastricht, ...
Q095p Maastricht,
Q095p Maastricht,
Q095p Maastricht),
queue de paris (<fr.):
keu de Paris (Q095p Maastricht)
|
kussentje waarmee men de rok naar achteren doet uitbollen [keu, keuje, vronk] [N 24 (1964)]
III-1-3
|
26430 |
rol |
katrol:
kasrǫl (Q095p Maastricht)
|
De rol waaraan in het luiwerk van een watermolen het koord of de ketting is bevestigd waarmee de zakken worden opgetrokken en afgelaten. Zie ook afb. 76. De rol is in functie vergelijkbaar met de luias in windmolens. Zie ook het lemma ɛluiasɛ. De wel (Q 241) heeft de vorm van de pletrol zoals die wordt gebruikt om aardkluiten van geploegd land te breken (vgl. WLD I.1.2, pag 165).' [Jan 230; Coe 207; Grof 234; N O, 25g; A 42A, 45]
II-3
|
26634 |
rol van de haverpletter |
stalen rol:
štā.lǝ rǫ.l (Q095p Maastricht),
wals:
wals (Q095p Maastricht)
|
De (stalen) rol waarmee de haver in de haverpletter werd geplet. In een haverpletter bevonden zich twee van dergelijke rollen. In Q 95 was een van de twee rollen glad, de ander had kerven. De rol met kerven noemde men in Q 88 geriffeld (gǝrefǝlt). [Vds 238; Jan 248; Coe 224; Grof 252]
II-3
|
20976 |
rollade |
rollade:
roelaat (Q095p Maastricht),
rollaad (Q095p Maastricht),
¯n Roelaat van onderhave kilo zal wel genóg zien
roelaat (Q095p Maastricht)
|
rollade || rollende, opgerolde schijf vlees met een touwtje stevig bijeengehouden
III-2-3
|
32834 |
rollen |
rollen:
rǫlǝ (Q095p Maastricht),
wellen:
wɛlǝ (Q095p Maastricht)
|
De koe tijdens het kalven op de rug wentelen. [N 3A, 50] || Het land bewerken met de rol, met de rol over het land gaan. In dit lemma zijn ook enige termen ondergebracht, die het rollen met een bepaald doel, resp. een tweetal manieren van rollen naar de richting betreffen. Voor het (...)-gedeelte van de varianten daarvan zij verwezen naar het simplex wellen aan het be-gin. [JG 1a + 1b; N 11, 87; N 11A, 187a + b + c + 189a; N P, 20 add.; monogr.]
I-11, I-2
|