e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Maastricht

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
rozenkransgebed rozenkrans: roezekrans (Maastricht), rozenkransgebed: roezekraansgebed (Maastricht), roezekransgebed (Maastricht, ... ) Het Rozenkransgebed (hierbij gaat men 3 maal het bidsnoer langs) . [N 96B (1989)] III-3-3
rozenkransmaand oktobermaand: oktobermaond (Maastricht), rozenkransmaand: roezekraans-maond (Maastricht), roezekransmaond (Maastricht, ... ), roezekransmoand (Maastricht, ... ), roezekrànsmaont (Maastricht) De Rozenkransmaand (d.w.z. oktober). [N 96B (1989)] III-3-3
rozijn rozijn: reziene (Maastricht), rezient (Maastricht), rezienə (Maastricht), rezijn (Maastricht, ... ), eigen spellingsysteem  rezien (Maastricht), Endepols  rezijn (Maastricht), rozien (Maastricht), rozijn (Maastricht), WBD/WLD  roozīēn (Maastricht), rəzijn (Maastricht, ... ), rəzīēn (Maastricht), WLD  reziene (Maastricht), rəzejn (Maastricht), rəzijn (Maastricht), rəzīēnə (Maastricht) Een gedroogde druif (rozijn, serzijn). [N 82 (1981)] III-2-3
rozijnenbrood kramik: kramik (Maastricht), ¯n botram van kramiek  kramiek (Maastricht), krentenmik: Krentemik en vlaoj, zoeväöl me mer wouw  krentemik (Maastricht), mik: Gwl. met krenten en rozijnen Mikke en vlaoje bakke met de brónk ¯n Dikke snijj mik  mik (Maastricht), rozijnenbrood: reziene broed (Maastricht), rezienebroed (Maastricht), rozijnenmik: roziene mik (Maastricht) brood, waarin rozijnen gebakken worden [N 29 (1967)] || fijn tarwebrood || Fijn tarwebrood met krenten en rozijnen || fijn tarwebrood met rozijnen en krenten III-2-3
ruche feston: fɛston (Maastricht), ruche: rȳš (Maastricht) Geplooid (kanten) oplegsel aan dameskleren of een geplooide gerimpelde of klokkend geknipte reep stof. Er zijn twee soorten ruches, rechte en ronde, die verschillend worden geknipt. Zie afb. 47. [N 62, 42a; MW; monogr.] II-7
rug croupon: croupon (Maastricht), pokkel: pokkel (Maastricht), rug: rŭk (Maastricht), rök (Maastricht, ... ), røͅk (Maastricht), rugstrang: rökstrank (Maastricht) de rug [ZND 29 (1938)] || Het gedeelte van de huid dat de rug bedekt. Zie afb. 1. [N 60, 3h; N 36, 6a] || rug [DC 01 (1931)], [ZND 06 (1924)], [ZND m] II-10, III-1-1
rug van het lemmer botte kant: botte kant (Maastricht, ... ), rug: rök (Maastricht) De niet-scherpe zijde van een mes (rug, botte kant) [N 79 (1979)] III-2-1
rugband band: bant (Maastricht) De band achter in de (driedelige) rug van een colbert. Vergelijk de lemmata ɛplatstukɛ en ɛjukstukɛ.' [N 59, 92] II-7
ruggengraat ruggengraat: reuggegraot (Maastricht), röGegraot (Maastricht), ruggenstrang: ruggestraank (Maastricht), rugstrang: rukstraank (Maastricht), rökstraank (Maastricht) rug: ruggegraat [ruggestrang, ruggegraat] [N 10 (1961)] III-1-1
ruggenwervel welver: wöllever (Maastricht), wervel: werrevel (Maastricht), wervel (Maastricht), wèrvel (Maastricht) [N 10 (1961)] III-1-1