e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Maastricht

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
saus saus: sòjs/sòws (Maastricht) saus [RND] III-2-3
sauslepel sauslepel: Wie eine de sajslepel oet de sajspan wouw numme, bleef de pan d¯raon haange  sajslepel (Maastricht) sauslepel III-2-1
savooiekool andijvie: Endepols  andivie (Maastricht), portiunculazaad: Sjellik zaad noemt men nog persjónkelezaod. Wordt n.l. op 2 aug. d.i. portioncula feest = aflaat feest gezaaid  persjónkelezaod (Maastricht), savooi: sevoeie (Maastricht), sevoeje (Maastricht), sjevouw (Maastricht), səvoej (Maastricht), səvoejə (Maastricht), eigen spellingsysteem o heel kort  sevoje (Maastricht), WLD sjèll\\k en s\\voej komen niet uit hetzelfde zaad  səvoej (Maastricht), savooie kool: sevoeje kuul (Maastricht), savooiekool: sevoeje kuul (Maastricht), sevoejekuul (Maastricht), sevoejə kuul (Maastricht), səvoejekuul (Maastricht), savooitje: WBD/WLD  səvuukə (Maastricht), WLD  sevuukes (Maastricht), schelk: sjellik (Maastricht), sjēllək (Maastricht), sjèllik (Maastricht), -  sjellik (Maastricht), Endepols  schellek (Maastricht), sjellek (Maastricht), jonge reeds eetbare bladeren van de savooie kool, meikool  sjellik (Maastricht), WBD/WLD  sjèlək (Maastricht), WLD (lange è)  sjèllək (Maastricht), WLD sjèll\\k en s\\voej komen niet uithetzelfde zaad  sjèllək (Maastricht), stabeling: (mbt schelk): in het tuinderstadsdeel Heugem spreekt men nog van stabelinge. Heeft te maken met het op stapels leggen der planten in de plantrij.  stabelinge (Maastricht) [N Q (1966)] [ZND m]De witgele sluitkool met gekrulde bladeren; savooikool, die zeer dicht geplant wordt en zonder vaste krop geoogst (schelk). [N 82 (1981)] || Hoe noemt u de volgende soorten kool (brassica oleracea L. - fam. cruciferae): de savooie kool die in Z. Limburg zeer dicht geplant wordt (20-25 cm.) in november en die in maart en april geoogst wordt zonder dat er al een vaste krop is (schelk) [N 71 (1975)] || Hoe noemt u de volgende soorten kool (brassica oleracea L. - fam. cruciferae): savooie kool (gele en groene) (kent u speciale culturen zoals b.v. in Z. Limburg? Welke? [N 71 (1975)] || meikool || savooie kool als gerecht [N Q (1966)] || savooie(kool) || savooiekool I-7, III-2-3
scapulier scapulier: e schabbeleer (Maastricht), e sjabbelee:r (Maastricht), e sjabbeleer (Maastricht, ... ), sjabbeleer (Maastricht, ... ), sjabbelēēr (Maastricht), sjabeleer (Maastricht), sjappeleer (Maastricht), sjàbəleer (Maastricht), šabəlēr (Maastricht) Een scapulier of skapulier: lapjes gewijde stof, door linten of band met elkaar verbonden en (door leken) onder de kleding op borst en rug gedragen [schabbelier, sjabbeleer?]. [N 96B (1989)] || Scapulier (schouderkleed) [skabbeleer]. [N 07 (1961)] || Schapulier. [ZND 06 (1924)] III-3-3
scapuliermedaille christoffelmedaille (<fr.): Christoffelmedaalje (Maastricht), scapuliermedaille (<fr.): sjabbeleer-medaalje (Maastricht), sjabbeleermedaaje (Maastricht, ... ), sjabbeleermedaalje (Maastricht), sjabbeleermedaje (Maastricht), sjàbəleermədaaljə (Maastricht) Een scapuliermedaille, de latere vervanger van het stoffen scapulier. [N 96B (1989)] III-3-3
schaaf schaaf: šǭf (Maastricht) Werktuig, bestaande uit een houten blok waarin een beitel in schuine stand zodanig is bevestigd, dat het snijvlak ervan aan de onderzijde enigszins uitsteekt. De schaaf wordt gebruikt om hout vlak te maken of om er een bepaalde vorm aan te geven. [N 53, 53; S 30; monogr.] II-12
schaafafval schaafspenen: šǭfsp ̇īn (Maastricht), spenen: sp ̇īn (Maastricht) Het afval dat bij het schaven ontstaat. Zie ook Limburgs Idioticon, pag. 222 s.v. sch√™fsel, ø̄schavelingen, krollenø̄. [N 53, 124; N 55, 189; L 42, 17; monogr.] II-12
schaafbank, schaafmachine schaafbank: šǭf˱bāŋk (Maastricht), schaafmachine: šǭfmǝšin (Maastricht) De werkbank of machine voor het schaven van metaal. Schaafbanken werden door de smid gebruikt bij het bewerken van platte vlakken van middelmatige breedte en lengte (Kuyper, pag. 297). Grotere voorwerpen werden vooral met behulp van een schaafmachine bewerkt. Dit werktuig was volgens verschillende respondenten niet typisch voor een smederij; het werd vooral aangetroffen in fabrieken om machinedelen zuiver vlak te schaven. [N 33, 287; N 33, 348] II-11
schaafbank, voegbank voegbank: vø̄x˱baŋk (Maastricht) Zware, houten balk, waarin één of twee opwaarts gerichte schaafbeitels zijn aangebracht. De schaafbank steunt aan één zijde op twee poten; de andere zijde rust op de grond. Op de schaafbank krijgt de duig zijn definitieve vorm. [N E, 18; N E, 19a; N 53, 83; A 32, add.] II-12
schaafblok schaafblok: šǭf˱blǫk (Maastricht) Het min of meer rechthoekige blok van de houtschaaf waarin de schaafbeitel met een spie wordt vastgezet. Zie ook afb. 31a. [N 53, 54c; monogr.] II-12