e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Maastricht

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
schilderskiel verfkiel: vɛrǝfkēl (Maastricht) Lange, witte kiel die vroeger tijdens de schilderwerkzaamheden door de schilder werd gedragen. [N 67, 100a; monogr.] II-9
schildersknecht verversknecht: vɛrǝvǝrsknɛx (Maastricht) [N 67, 99b; monogr.] II-9
schilfer blaas: blaos (Maastricht), schilfer: schellever (Maastricht), schelvers (Maastricht), sjellever (Maastricht), sjilfer (Maastricht), sjöllefer (Maastricht, ... ), sjölləfər (Maastricht), sjölləvər (Maastricht, ... ), sjölvər (Maastricht), schilfertje: schelverke (Maastricht), sjöllever(ke) (Maastricht) een dun, afgebroken of loslatend blaadje van een harde of droge stof, bijv. gezegd van kalk of roest [bluster, vel, schilver] [N 91 (1982)] III-4-4
schillen schillen: šęlǝ (Maastricht) Het fineerhout in dunne lagen van een boomstam snijden met behulp van een schilmachine. Zie ook afb. 164. [N 56, 12b] II-12
schilmesje, aardappelmesje aardappelenmetsje: eerappele metske (Maastricht), schillenmetsje: sjèllemètske (Maastricht) mes waarmee aardappelen worden geschild [N 20 (zj)] III-2-1
schimmel schimmel: šømǝl (Maastricht) Paard met een geheel of overheersend witte of grijsachtige vacht. Naarmate de leeftijd vordert, neemt het wit toe; schimmels worden niet geboren, ze ontstaan mettertijd. De vosschimmel is wit met rode of bruinachtige vlekken. [JG 1a, 1b; N 8, 63a en 63b; S 31] I-9
schimmel (plantje) paddestoel: Spelling: "fonetisch  paddəstool (Maastricht), schimmel: sjummel (Maastricht), šummel (Maastricht), šøͅməl (Maastricht), WLD  sjumməl (Maastricht) Plantje, behorend tot de zwammen, draadvormig, zonder bladgroen, maar bestaande uit een zwamvlok en zwamdraden (schimmel). [N 92 (1982)] || schimmel [ZND 06 (1924)] III-4-3
schimpen aanmerken: aonmérrəkə (Maastricht), afgeven: aofgeevə (Maastricht), chicaneren (<fr.): Van Dale: chicaneren (&lt;Fr.), gezochte bezwaren opwerpen; vitten, het iem. lastig maken, zaniken.  sjikanere (Maastricht), lagen: leege (Maastricht), schampen: sjampe (Maastricht), sjampə (Maastricht), sjàm.pə (Maastricht), sjàmpə (Maastricht), schimpen: sjimpe (Maastricht, ... ), schimpscheut (zn.): Van Dale: schimpscheut, honend, indirect verwijt, hatelijke toespeling: iemand schimpscheuten geven.  sjimp sjeut (Maastricht) op onwaardige wijze kritiek uitspreken [schimpen, spijkeren] [N 85 (1981)] III-3-1
schip schip: e sjeep twie sjeepe (Maastricht), sjeep (Maastricht), šep (Maastricht), šēp, twi šēp, šēpkə (Maastricht) een schip, twee schepen [ZND 42 (1943)] || Een schip, twee schepen, een klein scheepje. [ZND 06 (1924)] || schip [RND] || schip; de kapitein van het schip .... vroeger nog matroos geweest. [DC 45 (1970)] III-3-1
schipper schipper: šipər (Maastricht) schipper [RND] III-3-1