18066 |
spruw |
schuil:
sjoel (Q095p Maastricht),
spruw:
spruu (Q095p Maastricht),
spruw (Q095p Maastricht)
|
Spruw: de ontsteking van het slijmvlies in de mondholte vooral bij zuigelingen; aanvankelijk wordt dit vlies hoogrood en later met witte stippen bedekt (spruw, schuil, steenhuffel). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
17910 |
spuiten |
spreuten:
sprèūtə (Q095p Maastricht),
sprietsen:
sjprietsə (Q095p Maastricht),
sprietse (Q095p Maastricht, ...
Q095p Maastricht),
sprietsə (Q095p Maastricht),
spritse (Q095p Maastricht),
sprudden:
sprödde (Q095p Maastricht),
spröddə (Q095p Maastricht),
(gespröt).
sprödde (Q095p Maastricht),
spruiten:
gespröt (Q095p Maastricht, ...
Q095p Maastricht),
spruijtə (Q095p Maastricht),
spruite (Q095p Maastricht, ...
Q095p Maastricht,
Q095p Maastricht,
Q095p Maastricht,
Q095p Maastricht,
Q095p Maastricht,
Q095p Maastricht,
Q095p Maastricht,
Q095p Maastricht),
spruitə (Q095p Maastricht),
⁄t sprŭt (Q095p Maastricht),
spuiten:
et spuit (Q095p Maastricht),
spēūtə (Q095p Maastricht),
spuite (Q095p Maastricht, ...
Q095p Maastricht,
Q095p Maastricht,
Q095p Maastricht,
Q095p Maastricht),
spuitə (Q095p Maastricht, ...
Q095p Maastricht,
Q095p Maastricht),
spūītə (Q095p Maastricht),
spèùtə (Q095p Maastricht),
spöte (Q095p Maastricht),
spötə (Q095p Maastricht),
ət wāātər spōt (Q095p Maastricht)
|
persen, Met kracht vloeistof door een nauwe opening ~ (spuiten, spruiten, spritsen, sprietelen). [N 84 (1981)] || spuiten, met kracht door een nauwe opening naar buiten geperst worden, gezegd van water [spruiten, spritsen, sprietelen] [N 81 (1980)] || vloeistof met kracht door een nauwe buis naar buiten persen [spuiten, spruiten, spritsen, sprietelen] [N 91 (1982)]
III-1-2, III-4-4
|
21750 |
spuitstuk |
buis:
buis (Q095p Maastricht),
dop:
dop (Q095p Maastricht),
lent:
*Maastricht Wb.; [beïnvloeding door suggestie bij de vraagstelling?, rk]
lent (Q095p Maastricht)
|
de koperen buis aan de slang van de brandspuit [lent] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
19428 |
spuwbakje, kwispedoor |
kotsbakje:
kotsbekske (Q095p Maastricht),
rochelpotje:
röchelpötsje (Q095p Maastricht),
spijbakje:
sjpeibekske (Q095p Maastricht),
speibâkske (Q095p Maastricht),
speibèkske (Q095p Maastricht),
speijbekske (Q095p Maastricht),
spijpotje:
speijpötsje (Q095p Maastricht)
|
kwispedoor || Spuwpotje of -bakje (spuwbakje, tufbak, speekbak, kwispedoor, kwispeldoer) [N 79 (1979)]
III-2-1
|
33515 |
staakbonen |
rijzererwten:
riezererrete (Q095p Maastricht),
stekbonen:
stekboen (Q095p Maastricht),
stokbonen:
stekboene (Q095p Maastricht)
|
[N P (1966)]Hoe noemt u: de rank - of stokboon [N 71 (1975)] || stokbonen
I-7
|
26676 |
staakijzer van de rosmolen |
spil:
spel (Q095p Maastricht)
|
De verticaal onder de molenstenen geplaatste, vaak van ijzer vervaardigde spil die de loper aandrijft. Zie ook de lemmata ɛstaakijzer van de windmolenɛ en ɛstaakijzer van de watermolenɛ.' [N D, 17]
II-3
|
26423 |
staakijzer van de watermolen |
grote as:
gru.tǝ a.s (Q095p Maastricht),
spil:
špęl (Q095p Maastricht)
|
Bij watermolens een loodrecht staande, zware spil die aan de bovenzijde met een nok in het gat van de rijn van de loper past en aan de onderzijde in een op een beweegbare balk staande ijzeren pot draait. Op het staakijzer is een rondsel gemonteerd. Het geheel bevindt zich bij watermolens meestal onder de molenstenen. Achter het plaatscodenummer is tussen haakjes vermeld van welk materiaal het staakijzer in de betreffende plaats is vervaardigd. Zie ook het lemma ɛstaakijzer van de windmolenɛ.' [Vds 82; Jan 104; Coe 90; Grof 103; A 42A, 14; A 42A, 22; N D, 14]
II-3
|
21526 |
staal |
monster:
moonster (Q095p Maastricht),
moonstər (Q095p Maastricht, ...
Q095p Maastricht),
mónster (Q095p Maastricht, ...
Q095p Maastricht,
Q095p Maastricht),
monstertje:
munsterke (Q095p Maastricht),
proefje:
preufkə (Q095p Maastricht),
proeve:
preuve (Q095p Maastricht),
staal:
staol (Q095p Maastricht, ...
Q095p Maastricht,
Q095p Maastricht,
Q095p Maastricht,
Q095p Maastricht,
Q095p Maastricht),
staaltje:
stōlkə (Q095p Maastricht),
stuilke (Q095p Maastricht),
stèùlkə (Q095p Maastricht),
(v. stof).
staolke (Q095p Maastricht),
ps. boven de ö staat nog een lengteteken; deze combinatieletter kan ik niet maken/omspellen!
stölkə (Q095p Maastricht)
|
kleine hoeveelheid van een koopwaar die aan de koper getoond wordt om hem over de kwaliteit te laten oordelen [staal, monster, kantje] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
28835 |
staal, monster |
staaltje:
stǭlkǝ (Q095p Maastricht)
|
Een lapje stof om daarnaar de hoedanigheid, kleur, enz. van het gehele stuk te beoordelen. [N 62, 71c; MW]
II-7
|
30679 |
staalborstel |
staalborstel:
stǭlbø̜rstǝl (Q095p Maastricht)
|
Soort handborstel met stalen draden waarmee vuil en roest van metaal kan worden verwijderd, koper gepolijst kan worden, etc. Zie ook afb. 207. Volgens respondenten uit L 159a, 165, 192a, 213, 217, 289, 290, 291, 382, 414, 423, 432, P 47, 219, Q 18, 71, 83, 86, 111 en 121b werd de staalborstel ook vaak gebruikt om vijlsel uit de kap van het blad van vijlen te verwijderen. Vgl. het lemma "vijlborstel". Zie ook het lemma "staalborstel" in de paragraaf over de vaktaal van de huisschilder in Wld II.9, pag. 203-204. [N 33, 107; N 33, 216; N 64, 59a-b]
II-11
|