17819 |
staan |
staan:
stoon (Q095p Maastricht, ...
Q095p Maastricht),
stôôn (Q095p Maastricht)
|
staan [DC 02 (1932)]
III-1-2
|
19567 |
staande lamp |
schemerlamp:
schemerlamp
sjemerlamp (Q095p Maastricht),
staand
sjeemerlamp (Q095p Maastricht)
|
lamp/ luchter; inventarisatie soorten en gebruiksmogelijkheden; betekenis/uitspraak [N 20 (zj)]
III-2-1
|
30143 |
staande rollaag |
steensrol:
stęjnsrǫl (Q095p Maastricht)
|
Muurafdekking in de vorm van een laag op hun kop staande metselstenen. Woordtypen als 'steensrol' (Q 95), 'steense rollaag' (L 211, L 289, L 290, L 291, L 320a, Q 99*, Q 113) en 'steensrollaag' (Q 39, Q 111, Q 121) verwijzen naar de hoogte van de rollaag. [N 31, 23c; monogr.]
II-9
|
30140 |
staande tand |
staande vertanding:
stǭndǝ vǝrtandeŋ (Q095p Maastricht)
|
Eindvlak van tijdelijk onderbroken metselwerk. De uiteinden van de even en oneven lagen wisselen elkaar daarbij regelmatig en loodrecht onder elkaar af. Zie ook afb. 41. [N 31, 28c; N 31, 28a; monogr.]
II-9
|
26166 |
staander |
den:
dęn (Q095p Maastricht),
staander:
štø̜̄ndǝr (Q095p Maastricht)
|
De lange, verticaal in of op de grond geplaatste steigerpaal van rondhout of metaal. Zie ook afb. 17. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel '(steiger)-' het lemma 'Steiger'. [N 32, 2a; monogr.] || Het rechtopstaande deel van een omvallende kraag. [N 59, 123a]
II-7, II-9
|
20125 |
staart |
koeienstaart:
kōi̯start (Q095p Maastricht),
staart:
start (Q095p Maastricht, ...
Q095p Maastricht,
Q095p Maastricht,
Q095p Maastricht,
Q095p Maastricht,
Q095p Maastricht,
Q095p Maastricht,
Q095p Maastricht,
Q095p Maastricht,
Q095p Maastricht),
stárt (Q095p Maastricht),
staartje:
stērtsje (Q095p Maastricht),
varkensstaart:
vɛrǝkǝsstart (Q095p Maastricht)
|
[A 2, 37; L 29, 27; S 35; monogr.]staart [DC 02 (1932)], [ZND 07 (1924)] || staartje [ZND 38 (1942)] || Zie afbeelding 2. [JG 1a, 1b, 2c; monogr.] || Zie afbeelding 2.37. [JG 1a, 1b; RND 60]
I-11, I-12, I-9, III-4-2
|
25858 |
staartebier |
staartebier:
startǝbēr (Q095p Maastricht)
|
Het bier dat in glazen was overgebleven, dat uit een kraan lekte of dat in een ton was achtergebleven en dat in de brouwerij weer tot nieuw bier werd verwerkt; slecht bier. [monogr.]
II-2
|
26406 |
staarten |
staarten:
stɛ̄.rtǝ (Q095p Maastricht)
|
In de velg van het molenrad ingepende houten blokjes waartegen de schoepen zijn bevestigd. [Vds 70; Coe 64; Jan 73]
II-3
|
34225 |
staartkoord |
staartophouder:
startǫphǫu̯wǝr (Q095p Maastricht)
|
Koord waarmee men op stal de staart van de koe vastbindt. [N 3A, 14g]
I-11
|
34087 |
staartkwast |
kwast:
kwas (Q095p Maastricht)
|
Kwastig uiteinde van de staart. [N 3A, 114]
I-11
|