20677 |
stamppot |
potage:
potazje (Q095p Maastricht)
|
potage
III-2-3
|
22730 |
standbeeld |
standbeeld:
stambe.lt (Q095p Maastricht),
stand-, staandbeeld (Q095p Maastricht)
|
standbeeld [RND] || Standbeeld.
III-3-2
|
33847 |
stapvoets gaan |
stappen:
stapǝ (Q095p Maastricht)
|
De langzaamste gang van het paard (stap, draf, galop) waarbij de vier voeten in de volgende volgorde opgeheven en weer neergezet worden: links achter, links voor, rechts achter, rechts voor, links voor, rechts achter, rechts voor en links achter. Zijn de vier hoefslagen niet duidelijk hoor- en zichtbaar, dan noemt men de stap onregelmatig. Zie afbeelding 8. [N 8, 81a]
I-9
|
21166 |
station |
perron:
Opm. v.d. invuller: dit is eigenlijk het gebouw van aankomst en vertrek van treinen.
peron (Q095p Maastricht),
statie (<lat.):
staasie (Q095p Maastricht),
staatie (Q095p Maastricht),
stasie (Q095p Maastricht, ...
Q095p Maastricht,
Q095p Maastricht),
statie (Q095p Maastricht, ...
Q095p Maastricht,
Q095p Maastricht,
Q095p Maastricht),
stāāsie (Q095p Maastricht),
stáásĭĕ (Q095p Maastricht),
Algemene opmerking bij deze vragenlijst: deze lijst heb ik letterlijk, zoals invuller het genoteerd heeft overgenomen!
stáásĭĕ (Q095p Maastricht),
Opm. v.d. invuller: dit is eigenlijk het gebouw van aankomst en vertrek van treinen.
statie (Q095p Maastricht)
|
de plaats van aankomst en vertrek van treinen [station, statie, halte] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
21260 |
steeg, steegje |
gats, gatsje:
gats (Q095p Maastricht, ...
Q095p Maastricht,
Q095p Maastricht,
Q095p Maastricht,
Q095p Maastricht,
Q095p Maastricht),
getske (Q095p Maastricht, ...
Q095p Maastricht,
Q095p Maastricht),
gàts (Q095p Maastricht, ...
Q095p Maastricht),
gètskə (Q095p Maastricht),
Algemene opmerking bij deze vragenlijst: deze lijst heb ik letterlijk, zoals invuller het genoteerd heeft overgenomen!
gààts (Q095p Maastricht),
straat, straatje:
straötsje (Q095p Maastricht),
streutsje (Q095p Maastricht),
sträotsje (Q095p Maastricht),
strèùtsjə (Q095p Maastricht)
|
een smalle, armoedige straat [slop, straatje, steeg, gats] [N 90 (1982)] || steegje; Hoe noemt men een smal - tussen de huizen? [DC 31 (1959)]
III-3-1
|
17821 |
steek |
sjako:
Zie ook afb. p. 364.
sjakko (Q095p Maastricht),
steek:
steek (Q095p Maastricht, ...
Q095p Maastricht,
Q095p Maastricht,
Q095p Maastricht),
stē.k (Q095p Maastricht),
suvarov:
< Souvarov, nl. steekhoed à la S.; verg. Keu. Suvveronestivvel, Gents sibero. [Verwijzing naar Alexander Suvarov (1729-1800)? cf. http://www.napoleonguide.com/soldiers_suvarov.htm]
severo (Q095p Maastricht)
|
[severo*]: steekhoed || schako: bekend soldatendeksel || steek [ZND m] || steek, hoed waarvan de (gedeeltelijke opgeslagen) luifel in twee punten uitloopt (zoals de militarie steek) [suuberood, severo, tööt] [N 25 (1964)] || steek: d) steekhoed, hoofddeksel
III-1-2, III-1-3
|
23306 |
steek met drie hoeken |
driesteek:
dreisteek (Q095p Maastricht, ...
Q095p Maastricht)
|
steek, hoed waarvan de (gedeeltelijke opgeslagen) luifel drie hoeken vertoont (bijv. een bepaalde priesterhoed) [drieteut, drietip, drejtik, tööt] [N 25 (1964)]
III-3-3
|
31907 |
steekbeitel |
steekbeitel:
stēk˱bęjtǝl (Q095p Maastricht)
|
Houtbeitel met een plat beitelblad dat aan de voorkant één schuingeslepen zijde heeft. De zijkanten van het blad zijn recht of afgeschuind. De steekbeitel wordt vooral gebruikt voor het met de hand afsteken van hout, bijvoorbeeld bij het maken van houtverbindingen. Zie ook afb. 64. [N E, 25b; N 53, 35a-b; N 53, 34a; A 14, 12a add.; A 32, 2 add.; monogr.]
II-12
|
31345 |
steekpasser |
kuiperspasser:
kȳpǝrspɛsǝr (Q095p Maastricht),
passer:
pɛsǝr (Q095p Maastricht),
steekpasser:
stēkpɛsǝr (Q095p Maastricht)
|
Werktuig met twee door een scharnier of veer verbonden benen, waarmee cirkels en bogen kunnen worden getekend en kleine afstanden kunnen worden opgemeten en uitgezet. De steekpasser wordt door verschillende houtbewerkers gebruikt. De kuiper tekent er bijvoorbeeld de bodems voor vaten mee af en de wagenmaker de maten voor de wielnaven. Zie ook afb. 107 en het lemma ɛsteekpasserɛ in Wld II.11, pag. 58.' [N 50, 23a; N 53, 193a; N E, 40b; N G, 16b; monogr.]
II-12
|
26953 |
steekschop |
panschup:
pansxø̜p (Q095p Maastricht),
panšøp (Q095p Maastricht),
steekschup:
stēksxø̜p (Q095p Maastricht),
stēkšøp (Q095p Maastricht),
troffelschup:
trofǝlsxø̜p (Q095p Maastricht)
|
De schop waarmee men het graafwerk verricht. Woordtypen als 'steekschup', 'graafschup' en 'spade' verwijzen waarschijnlijk naar een schop met een vlak, aangescherpt blad, dat min of meer in het verlengde van de steel is geplaatst, terwijl termen als 'platte schup', 'bats', 'pan' en 'schuitje' eerder op een schop met een wat groter blad duiden. [N 30, 26b; monogr.]
II-9
|