21421 |
stelen |
stelen:
stele (Q095p Maastricht),
stēlə (Q095p Maastricht),
stĕle (Q095p Maastricht)
|
stelen [ZND 25 (1937)] || stelen (geen context) [DC 38 (1964)]
III-3-1
|
21422 |
stelen, scheefslaan |
snappen:
ər hēt ət chəchap (Q095p Maastricht)
|
Hij heeft het in t geheim weggenomen (gemeenzame uitdrukkingen als "scheefslaan, pikken"enz). [ZND 01u (1924)]
III-3-1
|
31766 |
stelknoppen |
zeeghouders:
zēxhǫwǝrs (Q095p Maastricht)
|
De knoppen aan de onderzijde van de spanzaagarmen, waartussen het blad van de spanzaag bevestigd is. De enkelvoudige opgaven uit het lemma kunnen ook verwijzen naar de handgreep die aan sommige spanzagen zoals de draaizaag en de schulpzaag bevestigd is en het mogelijk maakt het zaagblad te draaien. Vgl. ook woordtypen als handgreep, handvat en snade. [N 53, 8d; N I, 1d]
II-12
|
30018 |
stelling |
bok:
bok (Q095p Maastricht),
speciebok:
spēsibok (Q095p Maastricht)
|
Doorgaans uit drie poten opgebouwde stellage waar de mortelbak tijdens het vullen op wordt geplaatst. De stelling wordt ook gebruikt bij het beladen van het steenbord. Zie ook afb. 23. Met de termen 'bok' of 'schraag' duidde men in Q 121 een houten schraag met uitstekende dwarsplanken aan. Op de planken werden op heuphoogte van de metselaar de mortel en de stenen gedeponeerd zodat deze zich niet te diep hoefde te bukken. Zie voor de fonetische documentatie van de woorddelen '(mortel)-', '(spijs)-' etc. het lemma 'Mortel'. [N 30, 45c; monogr.; div.]
II-9
|
18158 |
stelpen van bloed |
stelpen:
bloot stöllepe (Q095p Maastricht),
stellepe (Q095p Maastricht),
stélpə (Q095p Maastricht)
|
Stelpen van bloed (struppen, stuffen, stulpen, stelpen). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
32215 |
stelpin van de spaakzwei |
speekradje:
spęjkrētšǝ (Q095p Maastricht),
speekveer:
spęjk˲vēr (Q095p Maastricht)
|
De verstelbare pin van de spaakzwei waarmee de hellende stand ten opzichte van de naaf wordt bepaald. Bij sommige wagenmakers, bijvoorbeeld in Echt (L 381) en Limbricht (L 434) was dit onderdeel van de spaakzwei van hout vervaardigd. In Echt (L 381) was het van een maatindeling voorzien. Ook de woordtypen speekveer, spekenveer en veer duiden eerder op een houten latje. [N G, 21b]
II-12
|
22367 |
stelt |
stelt:
stelt (Q095p Maastricht, ...
Q095p Maastricht),
stelte (Q095p Maastricht),
stēͅlt (Q095p Maastricht),
steͅlt (Q095p Maastricht),
[Met afbeelding].
stelt (Q095p Maastricht)
|
De jongens lopen op stelten (stok met voetplankje). [ZND m] || Elk van de beide staken met een dwarsklamp waarop men de voet zet en die gebruikt worden om daarmee grotere stappen te doen [stelt, staak, schaats]. [N 88 (1982)] || Stelt: dunne paal met voettrede.
III-3-2
|
21602 |
stemmen |
stemmen:
stemme (Q095p Maastricht),
stumme (Q095p Maastricht, ...
Q095p Maastricht,
Q095p Maastricht,
Q095p Maastricht,
Q095p Maastricht,
Q095p Maastricht),
stummə (Q095p Maastricht, ...
Q095p Maastricht,
Q095p Maastricht,
Q095p Maastricht),
stömmə (Q095p Maastricht),
Algemene opmerking bij deze vragenlijst: deze lijst heb ik letterlijk, zoals invuller het genoteerd heeft overgenomen!
stum.mə (Q095p Maastricht)
|
zijn stem uitbrengen bij verkiezingen [stemmen, doppen] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
25596 |
stempel |
broodstempel:
brutstɛmpǝl (Q095p Maastricht),
naam:
nǭm (Q095p Maastricht),
stamper:
stampǝr (Q095p Maastricht)
|
Stempel of ander gereedschap waarmee de bakker een merk in het deegbrood drukt voordat het de oven of de rijskast ingaat. Het stempel kan de firmanaam, de broodsoort of het gewicht aangeven. Volgens de informant van L 270 bevatten de stempels op het roggebrood de initialen van de bakker in een cirkel of een ovale vorm. En volgens de informant van L 312 werden vroeger stempels met een ster gebruikt die duidden op brood van gemengde bloem en stempels zonder ster die ongemengd brood aangaven. Zie ook afb. 20. [N 29, 41; N 29, 42; monogr.]
II-1
|
31317 |
stempel, leest |
leest:
lęjst (Q095p Maastricht)
|
Gehard stuk staal met vierkante, rechthoekige of ronde dwarsdoorsnede dat naar onder toe in een punt uitloopt. De leest wordt met behulp van een hamer door gaten in metaal gedreven om ze groter te maken of om ze een andere vorm te geven. Zie ook afb. 55. [N 33, 278]
II-11
|