e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Maastricht

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
stiefmoeder siefmoer: steefmoor (Maastricht), stief-mre: stēfmēr (Maastricht, ... ), vroeger en nu bij arme mensen  stēfmēr (Maastricht), stiefma: stēfmā (Maastricht), stēfmá (Maastricht), vroeger ± 50 jaar geleden bij deftige mensen  stēfmā (Maastricht), stiefmoeder: steefmojer (Maastricht, ... ), stēfmojər (Maastricht), stēfmōi̯ər (Maastricht), stēfmudər (Maastricht), stēfmūdər (Maastricht), stifmudər (Maastricht), ± 70 jaar geleden bij heel arme mensen  stēfmōi̯ər (Maastricht), tweede moeder: twidə mōi̯ər (Maastricht) stiefmoeder [DC 05 (1937)], [ZND 11 (1925)] III-2-2
stiefouders stiefouders: stēfau̯ərs (Maastricht, ... ), stēf˂au̯ərs (Maastricht, ... ), stifau̯ərs (Maastricht) stiefouders [DC 05 (1937)] III-2-2
stiefvader stief-pre: stēfpēr (Maastricht), vroeger en nu bij arme mensen  stēfpēr (Maastricht), stiefpa: stēfpā (Maastricht), stèfpa (Maastricht), vroeger ± 50 jaar geleden bij deftige mensen  stēfpā (Maastricht), stiefvader: steefvajer (Maastricht), steefvaor (Maastricht), stēfvāi̯ər (Maastricht), stēf˃vādər (Maastricht, ... ), stèfajər (Maastricht), štif˃vādər (Maastricht), ± 70 jaar geleden bij heel arme mensen  stēf˃vāi̯ər (Maastricht), tweede vader: twidə vādər (Maastricht) stiefvader [DC 05 (1937)], [ZND 11 (1925)] III-2-2
stiefzoon stiefzoon: stēf˃zōn (Maastricht, ... ), stif˃zōn (Maastricht), zelden gebr.  stēf˃zōn (Maastricht) stiefzoon [DC 05 (1937)], [DC 05 (1937)] III-2-2
stiekem achterbaks: achterbaks (Maastricht, ... ), achtərbaks (Maastricht), geniep: geniep (Maastricht), geniepig: gəniepich (Maastricht), heimelijk: heimelek (Maastricht), heimelijk (Maastricht, ... ), heimelik (Maastricht, ... ), heimelik filoese streke oethole (Maastricht), heiməlik (Maastricht), heimələk (Maastricht, ... ), heͅjmələk (Maastricht), hijməluk (Maastricht, ... ), héémelek (Maastricht), ook materiaal znd 1u, 65  heͅjmələk (Maastricht), in het geheim: in ⁄t geheim steuke (Maastricht), in het geniep: in ⁄t geniep filoese streke oethole (Maastricht), oneerlijk: oonierluk (Maastricht), ploertestreek: ploertestreek (Maastricht), stiekem: stiekem (Maastricht, ... ), stiekum (Maastricht, ... ), stiekəm (Maastricht, ... ), ook materiaal znd 1u, 65  stīkəm (Maastricht), stilletjes: stillekes (Maastricht), stèllekes (Maastricht), stélləkəs doen (Maastricht), verdraaid: verdreit (Maastricht) boosaardige streken in het geheim bedrijvend [heimelijk, geniepig, gniep, stiekem] [N 85 (1981)] || een slimme vondst die men toepast om zijn doel te bereiken zodat daardoor een persoon misleid wordt [list, fint] [N 85 (1981)] || geniepig [ZND 01 (1922)] || Heimelijk, geniepig, enz. [ZND 01u (1924)] || heimelijk, stiekem, in het geniep [stilles] [N 07 (1961)] || niet laten blijken dat iets bekend is of plaats vindt, in het geheim dingen doend [stiekem, heimelijk, tersmuiks] [N 85 (1981)] || oneerlijk, achterbakse slinkse streken [linken, slenters, slingers, slenders, list, draaiers] [N 85 (1981)] III-1-4
stiekem eten achterbaks eten: achter-bàks eetə (Maastricht), moffelen: In ¯n heukske zaote de errem reizigers get te móffele  móffele (Maastricht), stiekem get eten: stiekem get eete (Maastricht) stiekem eten; Hoe noemt U: Steeds weer stiekem eten (knaffelen, knaspelen) [N 80 (1980)] || stilletjes zitten eten III-2-3
stiekem uit de ampullen drinken foetelen: foetele (Maastricht), kletsjes drinken: kletskes drinke (Maastricht) Stiekem uit de ampullen drinken [pölle köäre?]. [N 96B (1989)] III-3-3
stier duur: dø̄r (Maastricht), stier: stir (Maastricht), stīr (Maastricht), štīr (Maastricht) Mannelijk, niet gecastreerd rund. [JG 1a, 1b; A 4, 12; Gwn V, 1; L 7, 46; L 14, 14; L 20, 12; R 3, 38; S 35; Wi 14; monogr.; add. uit N 3A, 15] I-11
stijf van vingers en handen onhandig: [figuurlijke betekenis, nt. van toep. op dit lm.]  onhendig (Maastricht), stijf: stief (Maastricht, ... ) stijf, van vingers en handen gezegd [scheef] [N 10 (1961)] III-1-2
stijfkop bok: bok (Maastricht), dwarsdrijver: dweersdrievər (Maastricht), kanonskop: ke-nonskop (Maastricht), stier: ⁄n stier (Maastricht), stijfkop: sjtiefkop (Maastricht, ... ), stie.fkòp (Maastricht), stiefkop (Maastricht, ... ), stiefkōp (Maastricht), stīēfkòp (Maastricht) iemand die zeer koppig is, die niet graag ongelijk toegeeft [stijfkop, werskop, stijloor, strekel] [N 85 (1981)] || koppig zijn, steeds vasthoudend aan eigen wil of inzicht [bokken, koppen] [N 85 (1981)] || niet gemakkelijk te bewegen een houding of opvatting te laten varen of ongelijk te bekennen, zeer koppig [stug, wers] [N 85 (1981)] || stijfkop || vasthoudend aan eigen wil of inzicht [koppig, steeg, kop] [N 85 (1981)] III-1-4