24928 |
stof, zandx |
stub:
stöb (Q095p Maastricht)
|
stof
III-4-4
|
19659 |
stofblik |
blik:
beurstel en blik (Q095p Maastricht),
bleek (Q095p Maastricht, ...
Q095p Maastricht),
bleek en beurstel (Q095p Maastricht),
blek (Q095p Maastricht),
blik en beurstel (Q095p Maastricht),
handbeurstel en bleek (Q095p Maastricht),
handveger en blik (Q095p Maastricht),
hānt˂bø̄rstəl ɛn blek (Q095p Maastricht),
veger en bleek (Q095p Maastricht),
verklw. bleekske
bleek (Q095p Maastricht),
blikje:
beurstel en blikske (Q095p Maastricht),
blee:kskə (Q095p Maastricht),
bleekske (Q095p Maastricht),
blikske (Q095p Maastricht, ...
Q095p Maastricht),
drekblik:
de e wordt lang getrokken
drekbleek (Q095p Maastricht),
drekblikje:
drekblikskə (Q095p Maastricht),
troffeltje:
tröffəlkə (Q095p Maastricht),
meestal verdrongen door blikske
truffelke (Q095p Maastricht)
|
Hoe noemt u het stoffer en blik samen? [N105 (2000)] || stofblik [DC 15 (1947)], [ZND 01 (1922)] || stoffer en blik samen [DC 15 (1947)]
III-2-1
|
19503 |
stofdoek |
stubdoek:
Vaan die aw lappe kinste e paar stöbdeuk make Veeg ¯t eve aof mèt de stöbdook E körrefke veur de stöbdook
stöbdook (Q095p Maastricht)
|
stofdoek
III-2-1
|
32100 |
stoffeerderij |
stoffeerderij:
stǫfērdǝręj (Q095p Maastricht)
|
Bedrijf of afdeling van een groot bedrijf waar men meubels stoffeert. [N 56, 99]
II-12
|
18357 |
stoffen pantoffel |
pantoffel:
pantófels (Q095p Maastricht),
slof:
sloffe (Q095p Maastricht, ...
Q095p Maastricht),
slóffe (Q095p Maastricht, ...
Q095p Maastricht)
|
sloffen, stoffen pantoffels met slappe zool [N 24 (1964)]
III-1-3
|
20306 |
stok of twijg om een kind te straffen |
geerd:
Een gard, garde is géén stok maar een bosje rijshout ; hier wordt duidelijk naar "stok of twijg om iemand te straffen"verwezen en wordt daar opgenomen.
geert (Q095p Maastricht),
houtje:
hölsje (Q095p Maastricht),
lat:
lat (Q095p Maastricht, ...
Q095p Maastricht,
Q095p Maastricht),
latje:
letsje (Q095p Maastricht),
regel:
regel (Q095p Maastricht),
roede:
znd 23, 60c;
róój (Q095p Maastricht),
stek:
schtek (Q095p Maastricht),
stek (Q095p Maastricht, ...
Q095p Maastricht,
Q095p Maastricht),
stèk (Q095p Maastricht),
ənə stèk (Q095p Maastricht),
zwiempje:
cf. Weijnen Etym. Wb. s.v. "zwiemke"(veerkrachtige twijg)
zjwiemkə (Q095p Maastricht)
|
een stok of twijg om een kind te straffen [lat] [N 87 (1981)] || gard (stok) [ZND 01 (1922)] || stok of twijg om iemand te straffen [ZND 23 (1937)]
III-2-2
|
31308 |
stokbeitel |
kapbeitel:
kap˱bęjtǝl (Q095p Maastricht),
platte snijbeitel:
platǝ snęjbęjtǝl (Q095p Maastricht),
schroodbeitel:
šrōt˱bęjtǝl (Q095p Maastricht)
|
In het algemeen een beitel met een steel. De stokbeitel wordt gebruikt voor het doorhakken, afhakken en splijten van warm of koud metaal. De smid houdt het werkstuk met een tang met de linkerhand op het aambeeld en zet met de rechter de beitel op de juiste plaats. De voorslager slaat vervolgens met een voor- of zijhamer op de kop van de beitel. Een beitel voor het bewerken van warm ijzer is altijd van een steel voorzien. Zie ook afb. 48. [N 33, 110; N 33, 113; N 33, 221; monogr.]
II-11
|
19950 |
stoken |
stoken:
stōkǝ (Q095p Maastricht)
|
Brandstof toevoeren tijdens het bakproces. Wanneer de ringoven met kolen wordt gestookt, wordt de brandstof in de ringoven via de stookpotten in de kamers gebracht. Het stoken vormt de tweede fase in de cyclus die de steen tijdens het bakproces in ringovens, vlamovens en tunnelovens ondergaat. In de opwarmfase wordt de steen gedroogd en verhit, in de stookperiode wordt de steen goed doorbakken en in de afkoelfase wordt hij met behulp van de buitenlucht geleidelijk afgekoeld. [N 98, 139; monogr.]
II-8
|
27245 |
stoker |
stoker:
stōkǝr (Q095p Maastricht)
|
De arbeider die tijdens het bakproces het vuur in de ringoven op de vereiste temperatuur houdt. Wanneer het vuur in de oven te warm was, zei men in Q 121b dat de oven te gloei (ts\ glø̜j) was. [N 98, 140; monogr.]
II-8
|
23095 |
stokpaardje |
stokpaardje:
Uit het A.N. stokpaardje gedeeltelijk vermaastrichtst.
stokpeerdsje (Q095p Maastricht)
|
Stokpaardje.
III-3-2
|