18096 |
blaasontsteking |
blaaskoliek:
blaoskoliek (Q095p Maastricht),
blaasontsteking:
blaosoontsteking (Q095p Maastricht, ...
Q095p Maastricht),
kou op de blaas:
n kaw op de blaos (Q095p Maastricht)
|
Blaasontsteking: ontsteking van de urineblaas (koupis, droppelpis). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
24469 |
blad (alg.) |
blaadje (dim.):
bleedsje dim (Q095p Maastricht),
meiblad:
jong blad
meijblaad (Q095p Maastricht)
|
blad || jong blad
III-4-3
|
29734 |
blad van de haag |
blad:
blāt (Q095p Maastricht)
|
Verticale laag van één steenlengte. [N 98, 102; monogr.]
II-8
|
24734 |
blad van de ratelpopulier |
vrouwentongen:
WBD/WLD
vrouwətòngə (Q095p Maastricht)
|
de bladeren van de ratelpopulier (vrouwentongen). [N 82 (1981)]
III-4-3
|
29937 |
blad van de troffel |
metselblad:
mɛtsǝlblāt (Q095p Maastricht)
|
Het driehoekige metalen blad van de troffel, dat dient om de specie op de steen aan te brengen en uit te strijken. De afmeting van het blad kan, afhankelijk van de aard van de werkzaamheden, verschillen. Het blad van een troffel heeft een gebogen en een rechte zijde. De rechte kant wordt gebruikt voor het opvangen van uitpuilende specie, de gebogen kant voor het hakken van stenen. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel '(troffel-)' het lemma 'troffel'. [N 30, 7b; monogr.]
II-9
|
19402 |
blad van een lepel |
lepel:
lepel (Q095p Maastricht)
|
Het holle gedeelte van een lepel waarin het eten wordt opgeschept (lepel, holte) [N 79 (1979)]
III-2-1
|
32972 |
blad, bladeren van een plant |
blaadje:
blē̜d˱šǝ (Q095p Maastricht),
blad:
blāt (Q095p Maastricht),
blader:
blāi̯ǝr (Q095p Maastricht)
|
Blad, als deel van een plant. De meervouden en verkleinwoorden zijn apart behandeld. [JG 1a, 1b; A 3, 1; L 1, a-m; L 4, 1; L 14, 16; L 32, 21; S 3; R 7, 25; R 12, 26; monogr.]
I-4
|
24718 |
bladerloze boom |
kale boom:
Endepols
kaale (Q095p Maastricht),
unne kale boum (Q095p Maastricht),
WLD
unne kaale (Q095p Maastricht)
|
Een boom zonder bladeren (ijlboom). [N 82 (1981)]
III-4-3
|
24827 |
bladknop |
binnenoog:
binnənòwch (Q095p Maastricht),
bladknop:
blatknòp (Q095p Maastricht),
buitenoog:
bōētənòwch (Q095p Maastricht),
eindoog:
éjnt òwch (Q095p Maastricht),
oog:
(bij zonen). ??
òwch (Q095p Maastricht),
slapend oog:
slaopənt òwch (Q095p Maastricht)
|
Hoe noemt u: de bladknoppen waaruit de scheuten of loten tevoorschijn komen (oog) [N 74 (1975)] || Hoe noemt u: de verschillende soorten ogen (buitenoog, binnenoog, slapend oog, eindoog) [N 74 (1975)]
III-4-3
|
24514 |
bladrozet van de paardebloem |
suikerij:
siekoreij (Q095p Maastricht)
|
suikerei
III-4-3
|