31212 |
tandrad, tandwiel |
tandrad:
tantrāt (Q095p Maastricht)
|
Wiel dat op de omtrek van tanden voorzien is; deze tanden grijpen weer in die van een ander tandrad of een tandstang. Tandraderen dienen om de draaiende beweging van een as op een andere as over te brengen. [N 33, 280a; monogr.; div.]
II-11
|
17622 |
tandvlees |
tandvlees:
tandvleis (Q095p Maastricht, ...
Q095p Maastricht,
Q095p Maastricht,
Q095p Maastricht,
Q095p Maastricht,
Q095p Maastricht,
Q095p Maastricht,
Q095p Maastricht)
|
Hoe noemt men het tandvlees? [DC 30 (1958)] || tandvlees [bibbletjes, bibbertjes] [N 10 (1961)]
III-1-1
|
31213 |
tandwielpal |
pal:
pal (Q095p Maastricht)
|
Een aan de voorzijde afgeschuind palletje dat door middel van een veer tussen de tanden van het tandwiel wordt gedrukt wanneer dit achteruit draait. [N 33, 243]
II-11
|
31207 |
tangscharnier |
scharnier:
šarnēr (Q095p Maastricht)
|
Het gedeelte van de tang waar de tangbenen draaibaar met elkaar verbonden zijn. Zie ook afb. 145. [N 33, 185]
II-11
|
20357 |
tante |
ma tante (fr.):
matant (Q095p Maastricht),
tant:
taant (Q095p Maastricht, ...
Q095p Maastricht,
Q095p Maastricht),
tant (Q095p Maastricht, ...
Q095p Maastricht,
Q095p Maastricht,
Q095p Maastricht,
Q095p Maastricht,
Q095p Maastricht),
tānt (Q095p Maastricht, ...
Q095p Maastricht),
tantetje:
te͂ntəkə (Q095p Maastricht),
tantje:
tēͅntšə (Q095p Maastricht)
|
moei (tante) [ZND 01 (1922)] || tante || tante (moei) [ZND 11 (1925)] || tante; Bestaan er verschillende woorden voor een tante van vaders- en van moederskant? [DC 05 (1937)]
III-2-2
|
32329 |
tapgat |
kraangat:
krǭngāt (Q095p Maastricht),
tapgat:
tap˲gāt (Q095p Maastricht)
|
Het gat in de bodem van een biervat waar men de tapkraan in slaat. Zie ook het lemma ɛaansteekgatɛ in wld II.2, pag. 44.' [N E, 48d; A 36, 3c]
II-12
|
32220 |
tapse avegaar |
schaar:
šōr (Q095p Maastricht)
|
Avegaar met een holrond, tapsvormig uitlopend boorijzer. Deze avegaar behoort tot de lepelvormige avegaren. Het onderste gedeelte van het boorijzer heeft echter scherpe, snijdende zijkanten waarmee het geboorde gat ruimer gemaakt kan worden. Aan het uiteinde van het boorijzer is soms een weerhaakje aangebracht dat het boorsel uit het boorgat omhooghaalt. Zie ook afb. 192. De wagenmaker heeft een reeks van dit soort boren met verschillende diameters. Hij gebruikt ze onder meer om de spaakgaten en de naafbusopening op maat te maken. Het woordtype eggenboor uit Stein (Q 15) verwijst naar het feit dat deze boor ook werd gebruikt voor het boren van de tapse gaten waarin de tanden van de driekante houten eg werden bevestigd. [N G, 32b; monogr.]
II-12
|
28803 |
tarlatan |
tarlatan:
tarlatan (Q095p Maastricht)
|
Fijne, doorzichtige katoenen stof. Volgens de informant van Q 16 wordt tarlatan veel gebruikt als carnavalsstof. [N 62, 98; N 62, 82; MW]
II-7
|
32980 |
tarwe |
tarwe:
tɛrǝf (Q095p Maastricht)
|
Triticum L. Sinds de invoering van betere bemestingmethodes groeit de tarwe ook in de Kempen. Het woordtype koren is als nevenvorm opgegeven in: K 316, 317, 318, 360, L 286, 292, 313, 360, 416, P 45, 119, 175, 192, Q 10, 39 en 97; evenwel alléén in de omzetting van de uitdrukkingen "rogge wordt hoger dan tarwe" of "de tarwe groeit welig" en het kan derhalve niet als een gangbare benaming van de plant worden beschouwd en is zodoende ook niet in het lemma opgenomen. Zie ook de toelichting bij het lemma ''graan, koren'' (1.2.1). Zie afbeelding 1, e.' [JG 1a, 1b; L A1, 82; L 7, 75; L 15, 24; L 28, 33; L 34, 55b; L 35, 61; L lijst graangewassen, 7; S 37; Wi 52; Gwn 9, 2; NE 1, 2; monogr.; add. uit N 15, 1a]
I-4
|
20824 |
tarwebrood |
kropbrood:
kropbroed (Q095p Maastricht),
onderwerk:
onderwèrrek (Q095p Maastricht),
oonderwerk (Q095p Maastricht),
oonderwèrrek (Q095p Maastricht),
tarwebrood:
tarvəbroed (Q095p Maastricht),
tervebroed (Q095p Maastricht),
tärfbroed (Q095p Maastricht),
wittebrood:
witte broed (Q095p Maastricht),
wittebroed (Q095p Maastricht)
|
brood gebakken van tarwebloem [N 29 (1967)] || brood van tarwebloem met roggemeel vermengd [N 29 (1967)] || tarwebrood
III-2-3
|