17680 |
teen |
teen:
tien (Q095p Maastricht, ...
Q095p Maastricht),
tīn (Q095p Maastricht)
|
teen (toon) [DC 01 (1931)]
III-1-1
|
29424 |
tegelfabriek |
steentjesfabriek:
stęjnšǝsfǝbrek (Q095p Maastricht),
tegelfabriek:
tēgǝlfǝbrek (Q095p Maastricht)
|
Fabriek waar wand- en vloertegels worden vervaardigd. [monogr.]
II-8
|
33850 |
tegelijkertijd galopperen en draven |
korte galop:
kǫrtǝ gǝlǫp (Q095p Maastricht)
|
Gelijktijdig galopperen en draven, bijv. met de voorpoten galopperen en met de achterbenen draven, ofwel afwisselend draven en galopperen. De correspondenten kennen hiervoor weinig specifieke woorden: enkel fetteren en springen. Er komen wel een aantal klanknabootsende woorden voor in de betekenis "snel, wild lopen". [N 8, 20, 81c en 81e]
I-9
|
29957 |
tegelsnijder |
knipmachine:
knepmǝšin (Q095p Maastricht)
|
Werktuig waarmee tegels gesneden kunnen worden. Er zijn verschillende modellen en uitvoeringen. De 'tegelsnijbeugel' bestaat uit een u-vormig gebogen metalen staaf waarbij aan één uiteinde een rubberen aandrukwiel en aan het andere een hardstalen wieltje is aangebracht. Met behulp van het snijwieltje wordt de glazuurlaag van de tegel ingekerfd. Bij de 'tegelsnijmachine' wordt het snijwieltje met behulp van een hefboom tegen de glazuurlaag van de tegel gedrukt. [N 32, 42a]
II-9
|
29958 |
tegeltang |
pitstang:
pets`taŋ (Q095p Maastricht)
|
Tang waarmee kleine stukjes van een tegel geknipt kunnen worden. De tegeltang lijkt op een nijptang maar heeft smallere bekken en langere benen. [N 32, 42b]
II-9
|
29927 |
tegelzetter |
tegellegger:
tēgǝllęqǝr (Q095p Maastricht),
tegelzetter:
tēgǝlzɛtǝr (Q095p Maastricht)
|
Arbeider die in een bouwwerk de vloer- en muurtegels plaatst. [N 32, 41d; N 30, 3e]
II-9
|
22429 |
tegen de bal schoppen |
sjotten:
schotten (Q095p Maastricht),
sjoͅtə (Q095p Maastricht, ...
Q095p Maastricht,
Q095p Maastricht),
stampen:
stampə (Q095p Maastricht)
|
Tegen de bal schoppen in het voetbalspel [schoppen, trappen]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
32152 |
tegenfineer |
tegenfineer:
tēgǝfenēr (Q095p Maastricht)
|
Fineer van slechte kwaliteit dat men tegen de achterkant van het werkstuk plakt om het ongelijkmatig werken van de ondergrond tegen te gaan. Het aanbrengen van tegenfineer werd in Bilzen (Q 83) contreplekkeren (kǭntrǝplękiǝrǝ) genoemd. [N 56, 15]
II-12
|
21884 |
tegenvaller |
kraak:
krak (Q095p Maastricht),
slag:
slaag (Q095p Maastricht),
strop:
ströp (Q095p Maastricht, ...
Q095p Maastricht,
Q095p Maastricht,
Q095p Maastricht,
Q095p Maastricht,
Q095p Maastricht),
verlies:
verluus (Q095p Maastricht),
zwaar verlies:
zwoer verluus (Q095p Maastricht)
|
een zwaar geldelijk verlies [krook] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
28995 |
tegenzomen, tegennaaien |
vals zomen:
vals zø̜jmǝ (Q095p Maastricht)
|
Tegen iets anders aan zomen. [Gi 1.IV, 31]
II-7
|