e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Maastricht

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
teen teen: tien (Maastricht, ... ), tīn (Maastricht) teen (toon) [DC 01 (1931)] III-1-1
tegelfabriek steentjesfabriek: stęjnšǝsfǝbrek (Maastricht), tegelfabriek: tēgǝlfǝbrek (Maastricht) Fabriek waar wand- en vloertegels worden vervaardigd. [monogr.] II-8
tegelijkertijd galopperen en draven korte galop: kǫrtǝ gǝlǫp (Maastricht) Gelijktijdig galopperen en draven, bijv. met de voorpoten galopperen en met de achterbenen draven, ofwel afwisselend draven en galopperen. De correspondenten kennen hiervoor weinig specifieke woorden: enkel fetteren en springen. Er komen wel een aantal klanknabootsende woorden voor in de betekenis "snel, wild lopen". [N 8, 20, 81c en 81e] I-9
tegelsnijder knipmachine: knepmǝšin (Maastricht) Werktuig waarmee tegels gesneden kunnen worden. Er zijn verschillende modellen en uitvoeringen. De 'tegelsnijbeugel' bestaat uit een u-vormig gebogen metalen staaf waarbij aan één uiteinde een rubberen aandrukwiel en aan het andere een hardstalen wieltje is aangebracht. Met behulp van het snijwieltje wordt de glazuurlaag van de tegel ingekerfd. Bij de 'tegelsnijmachine' wordt het snijwieltje met behulp van een hefboom tegen de glazuurlaag van de tegel gedrukt. [N 32, 42a] II-9
tegeltang pitstang: pets`taŋ (Maastricht) Tang waarmee kleine stukjes van een tegel geknipt kunnen worden. De tegeltang lijkt op een nijptang maar heeft smallere bekken en langere benen. [N 32, 42b] II-9
tegelzetter tegellegger: tēgǝllęqǝr (Maastricht), tegelzetter: tēgǝlzɛtǝr (Maastricht) Arbeider die in een bouwwerk de vloer- en muurtegels plaatst. [N 32, 41d; N 30, 3e] II-9
tegen de bal schoppen sjotten: schotten (Maastricht), sjoͅtə (Maastricht, ... ), stampen: stampə (Maastricht) Tegen de bal schoppen in het voetbalspel [schoppen, trappen]. [N 88 (1982)] III-3-2
tegenfineer tegenfineer: tēgǝfenēr (Maastricht) Fineer van slechte kwaliteit dat men tegen de achterkant van het werkstuk plakt om het ongelijkmatig werken van de ondergrond tegen te gaan. Het aanbrengen van tegenfineer werd in Bilzen (Q 83) contreplekkeren (kǭntrǝplękiǝrǝ) genoemd. [N 56, 15] II-12
tegenvaller kraak: krak (Maastricht), slag: slaag (Maastricht), strop: ströp (Maastricht, ... ), verlies: verluus (Maastricht), zwaar verlies: zwoer verluus (Maastricht) een zwaar geldelijk verlies [krook] [N 89 (1982)] III-3-1
tegenzomen, tegennaaien vals zomen: vals zø̜jmǝ (Maastricht) Tegen iets anders aan zomen. [Gi 1.IV, 31] II-7