28808 |
tricot |
tricot:
trikō (Q095p Maastricht)
|
Machinaal gebreide stof voor kousen, onderbroeken, borstrokken, lijfjes enz. gebruikt (Van Dale, pag. 2986). [N 62, 88; N 62, 75c; MW]
II-7
|
23672 |
triduüm |
tridum (<lat.):
tridijum (Q095p Maastricht),
tridium (Q095p Maastricht, ...
Q095p Maastricht),
triduwum (Q095p Maastricht),
triduüm (Q095p Maastricht, ...
Q095p Maastricht),
trīēdiejəm (Q095p Maastricht)
|
Een driedaagse godsvruchtoefening, triduüm . [N 96B (1989)]
III-3-3
|
25675 |
trieur |
trieur:
triø̄r (Q095p Maastricht),
trieur diviseur:
trieur diviseur (Q095p Maastricht)
|
Een modernere en volmaaktere uitvoering van de wanmolen. In de mouterij in L 331 hanteert men de trieur om halve korrels en zaden te verwijderen, terwijl men voor het uitlezen van de te kleine korrels met een sorteerder of sorteermachine werkt. In L 318 gebruikt men de wanmolen ook voor het reinigen van de gerst. Zie ook het lemma ''wanmolen''. [N 35, 1; N 35, 8; monogr.]
II-2
|
22407 |
triktrak |
triktrak:
triktrak (Q095p Maastricht)
|
Het kansspel dat gespeeld wordt op een dubbel bord met puntige figuren, met schijven en dobbelstenen; triktrak [bakspel, bak, triktrakken, tiktakken]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
22602 |
triktrakken |
bakken:
bakken (Q095p Maastricht),
bakə (Q095p Maastricht)
|
Het kansspel dat gespeeld wordt op een dubbel bord met puntige figuren, met schijven en dobbelstenen; triktrak [bakspel, bak, triktrakken, tiktakken]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
32103 |
triplex |
triplex:
triplɛks (Q095p Maastricht)
|
Plaat die gevormd wordt door het kruiselings op elkaar lijmen van drie dunne lagen hout, waardoor het geheel niet kan gaan trekken of krimpen. [N 56, 7a; monogr.]
II-12
|
25051 |
troebel, vuil (water) |
moerig:
muijərig (Q095p Maastricht),
niet helder:
neet helder (Q095p Maastricht),
smerig:
smerig (Q095p Maastricht),
smérig (Q095p Maastricht),
troebel:
trobel (Q095p Maastricht),
troebel (Q095p Maastricht),
troebəl (Q095p Maastricht, ...
Q095p Maastricht),
troobel (Q095p Maastricht),
tròb.bəl (Q095p Maastricht),
tróbbel (Q095p Maastricht, ...
Q095p Maastricht),
tróbbəl (Q095p Maastricht),
vuil:
voel (Q095p Maastricht, ...
Q095p Maastricht,
Q095p Maastricht,
Q095p Maastricht),
vòel (Q095p Maastricht)
|
onzuiver, drabbig van vloeistoffen gezegd [vuil, troebel, smerig, gemuurd, murig] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
22393 |
troef |
troef:
trouf (Q095p Maastricht, ...
Q095p Maastricht,
Q095p Maastricht),
troŭf (Q095p Maastricht),
troͅf (Q095p Maastricht),
troͅuf (Q095p Maastricht, ...
Q095p Maastricht),
#NAME?
trouf (Q095p Maastricht)
|
Kaart(en) van een bepaalde soort of kleur waarmee andere kaarten in het spel geslagen kunnen worden [troef, turf, lint, beffer, drijver, ant]. [N 88 (1982)] || Troef. || Troef: Harten is troef (kaartspel). [ZND 42 (1943)] || Troef: Harten is troef. [ZND 08 (1925)]
III-3-2
|
21385 |
troep |
troep:
troep (Q095p Maastricht, ...
Q095p Maastricht),
troop (Q095p Maastricht, ...
Q095p Maastricht),
trop (Q095p Maastricht),
tròp (Q095p Maastricht),
tróp (Q095p Maastricht, ...
Q095p Maastricht),
tröp (Q095p Maastricht)
|
een aantal manschappen die een deel van een leger vormen [klocht, troep] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
22394 |
troeven |
aftroeven:
aaftrouven (Q095p Maastricht),
troeven:
troͅuvə (Q095p Maastricht, ...
Q095p Maastricht),
troͅvə (Q095p Maastricht),
Boerum höbste neet getrouf?
trouve (Q095p Maastricht)
|
Met een troefkaart andere kaarten nemen of slaan [troeven, snijden]. [N 88 (1982)] || Troeven: a) troef spelen.
III-3-2
|