28940 |
tussenbeenlengte - bij broeken |
schredelengte:
šretlęŋdǝ (Q095p Maastricht)
|
Maat genomen van het kruis tot de grond. Zie afb. 29. [N 59, 47b]
II-7
|
34204 |
tussenklauwontsteking |
droge klauwen:
drȳx klau̯wǝ (Q095p Maastricht),
slak:
šlɛk (Q095p Maastricht)
|
Door het binnendringen van scherpe voorwerpen zoals spijkers, stenen of strohalmen tussen de klauwen van een koe kunnen kleine wondjes ontstaan. Door infectie kan een pijnlijke zwelling ontstaan, waardoor de klauwen van elkaar kunnen worden gewrongen. Tussenklauwontsteking is vaak een naziekte van mond- en klauwzeer. Zie ook het lemma ''tussenklauwontsteking'' in wbd I.3, blz. 482-483. [N 3A, 81; N 52, 10; A 48A, 14]
I-11
|
21491 |
tussenpersoon |
commissionair (<fr.):
Van Dale: commissionair (<Fr.), 1. iemand die op eigen naam en tegen genot van loon of provisie op order of voor rekening van een ander (vroeger) daden van koophandel verricht, (nu) overeenkomsten sluit; - 2. boodschaploper, pakjesdrager.
kommisjonaer (Q095p Maastricht),
grossier (<fr.):
grosseer (Q095p Maastricht),
reiziger:
reizigər (Q095p Maastricht),
tussenpersoon:
tussenpersoen (Q095p Maastricht),
verkoper:
verkuiper (Q095p Maastricht)
|
een tussenpersoon in de handel (van producent naar winkelier) [makkeljon] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
21618 |
twee centiem |
twee centiem:
twie centiem (Q095p Maastricht)
|
koperen munt van 2 centiem [N 21 (1963)]
III-3-1
|
23251 |
tweede luiden voor de mis |
de grote klok luiden:
de groete klok louwt (Q095p Maastricht),
samen luiden:
sameloeje (Q095p Maastricht)
|
Het tweede luiden vóór de hoogmis [tezamen luiden, tsezame loeë]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
29028 |
tweede pas |
witte pas:
wetǝ pas (Q095p Maastricht)
|
[N 59, 76b]
II-7
|
21648 |
tweede verkoping |
afslag:
aafslaag (Q095p Maastricht),
aofslaag (Q095p Maastricht),
definitieve veiling:
Opm. na 1/2 uur beraad. In Limburg wordt alles bij opbod verkocht.
definitief veiling (Q095p Maastricht)
|
de tweede verkoping i.v.m. een openbare verkoping van onroerende goederen, waarbij wordt afgemijnd [de toeslag?] [N 21 (1963)]
III-3-1
|
20427 |
tweeling |
tweeling:
twieling? (Q095p Maastricht),
twierling (Q095p Maastricht),
twileŋ (Q095p Maastricht),
twīēléng (Q095p Maastricht),
twīērléng (Q095p Maastricht),
twīleŋ (Q095p Maastricht),
twīrleŋ (Q095p Maastricht),
tweelingslam:
twileŋslām (Q095p Maastricht),
tweerlinglam:
twirleŋlām (Q095p Maastricht)
|
De woordtypen tweeling, tweerling, kweeling, koppel en de meervoudige begrippen als twee lammetjes duiden op twee schapen, maar tweelingslam, tweelinglam, tweelingslammetje, tweelingsschaap en tweerlinglam wijzen op één lam van een tweeling. [N 77, 138; N 70, 4] || tweeling [ZND 08 (1925)], [ZND 11 (1925)]
I-12, III-2-2
|
34234 |
tweespeen |
tweedemer:
twidēmǝr (Q095p Maastricht)
|
Koe die slechts uit twee spenen melk geeft. [N 3A, 66]
I-11
|
30096 |
tweesteense muur |
tweesteensmuur:
twistęjns[muur] (Q095p Maastricht)
|
Muur waarvan de dikte gelijk is aan de lengte van twee metselstenen. Zie voor de fonetische documentatie van het woord en woorddeel '(muur)' het lemma 'Muur'. [N 31, 37d; monogr.]
II-9
|