18479 |
vetleren schoen |
vetleren schoen:
vètlere sjeun [mv.} (Q095p Maastricht)
|
vetleren [schoenen]
III-1-3
|
34274 |
vetmesten |
masten:
mastǝ (Q095p Maastricht),
mesten:
męstǝ (Q095p Maastricht)
|
Vee vetmesten, in het bijzonder gezegd van stiertjes, kalveren en vaarzen. [N 38, 26; N 3A, 75a, 75b, 75c, 76 en 77a; monogr.]
I-11
|
33665 |
vetweide |
vetwei:
vɛtwɛi̯ (Q095p Maastricht)
|
Speciale, meestal afgemaakte wei waar men koeien laat grazen die niet meer geschikt zijn voor de productie en die als slachtvee bestemd zijn. [N 3A, 77b; N 3A, 77c; N 6, 33b; JG 1a, 1d; L 19B, 2aI; L 32, 45; RND 20; S 43; monogr.]
I-8
|
34215 |
vetweiden |
vetweiden:
vɛtwɛi̯ǝn (Q095p Maastricht)
|
Het laten grazen van slachtvee in een speciaal daarvoor bestemde weide. [N 3A, 77b]
I-11
|
33756 |
veulen |
veulen:
vø̄lǝ (Q095p Maastricht)
|
Jong paard, gewoonlijk tot de leeftijd van twee en een half jaar. [JG 1a, 1b; A 4, 2d; L 20, 2d; L A1, 262; N 8, 1; Gwn 5, 10; RND 107; S 40; Wi 4; monogr.]
I-9
|
32102 |
vezelplaat |
hardboard:
hart˱bǫrt (Q095p Maastricht),
spaanplaat:
spǭnplāt (Q095p Maastricht)
|
In het algemeen een plaat die gemaakt is van geperste vezels. In vezelplaat kunnen houtvezels (bijvoorbeeld van afvalhout) of andere plantaardige cellulose-vezels zoals vlas, stro, suikerriet en papier, verwerkt zijn. De woordtypen spaanplaat en houtspaanderplaat zijn benamingen voor platen die zijn vervaardigd van houtspaanders die met kunstharslijm zijn samengeperst. Hardboard is een vrij dunne, maar harde houtvezelplaat. [N 56, 2; N 56, 5]
II-12
|
24057 |
viaticum |
heilige communie (<lat.):
h kmunie van de stérvende (Q095p Maastricht),
laatste communie (<lat.):
lèste kemunie (Q095p Maastricht)
|
De H. Communie als teerspijs voor een stervende, viaticum. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
23910 |
vier uitersten |
vier uitersten:
veer uterste (Q095p Maastricht),
veer uuterste (Q095p Maastricht)
|
De vier uitersten van de mens (te weten: dood, oordeel, hemel, hel) [toponiem te Meijel: de Vruttersjte]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
32256 |
vierde deel van een stuk boomstam |
scheer:
šīr (Q095p Maastricht)
|
Zie de toelichting bij het lemma ɛklievenɛ.' [N E, 9]
II-12
|
34535 |
vierdeel eieren |
vierdeel:
vidǝl (Q095p Maastricht),
vidǝlǝ (Q095p Maastricht),
vęrǝl (Q095p Maastricht),
vīdǝl (Q095p Maastricht)
|
Een vierdeel eieren is volgens het WNT vooral een maat voor granen. Wat een vierdeel eieren inhoudt, is moeilijk na te gaan. De Diksjenaer van ''t Mestreechs zegt dat een viedel eieren een vierendeel van honderd plus één is, dus 26. Heel waarschijnlijk gaat het dus om een vierde deel van honderd.' [L 8, 44; monogr.]
I-12
|