31263 |
voorijzer |
voorijzer:
vø̄rīzǝr (Q095p Maastricht)
|
Hoefijzer voor de voorhoef van het paard. De vorm van het voorijzer is doorgaans ronder dan dat van het achterijzer. Zie ook afb. 223a. [N 33, 353; N 33, 354a; monogr.]
II-11
|
34101 |
voorklauw |
voorklauw:
vø̄rklau̯w (Q095p Maastricht)
|
Het voorste deel van de hoef. [N 3A, 119b]
I-11
|
33799 |
voorknie |
knie:
knē (Q095p Maastricht)
|
Knie van een voorbeen. Zie afbeelding 2.22. [JG 1a, 1b; N 8, 32.5, 32.9, 32.10 en 32.11]
I-9
|
29032 |
voorkrimpen |
voorpersen:
vø̄rpērsǝ (Q095p Maastricht)
|
Het natmaken en weer droogpersen van de stof om te voorkomen dat deze later zal krimpen. [N 59, 81a]
II-7
|
31833 |
voorloper |
voorloper:
vø̄rlø̜jpǝr (Q095p Maastricht)
|
Zware, 45 tot 60 cm lange schaaf met of zonder keerbeitel en met een handvat, die wordt gebruikt om grote stukken hout ruw te bewerken. Zie ook afb. 35. In Herten (L 330) werd als voorloper een reischaaf gebruikt waarin geen keerbeitel was bevestigd. [N 53, 60; N G, 34a-b; monogr.]
II-12
|
29690 |
voormaler |
leemmolen:
lē̜.mmø̄̄lǝ (Q095p Maastricht, ...
Q095p Maastricht),
menger:
meŋǝr (Q095p Maastricht)
|
Maal- en mengkuip, waarin zich een as met armen bevindt die de klei snijdt en vervolgens in de richting van een opening drijft. Deze opening wordt doorgaans afgesloten door een schuif. De voormaler werd aanvankelijk zelfstandig gebruikt, later in combinatie met een steenpers. De drijfkracht werd vroeger geleverd door een paard of een stoommachine, later door een dieselmotor of elektriciteit. Volgens de invuller uit L 163a werd de klei met behulp van de leemmolen gemoediger (g\mujeg\r) en de kluiten (klyt\) werden kortgewreven (kǫrt˲g\vrēv\). [N 98, 88; N 98, 89; monogr.]
II-8
|
20409 |
voornaam |
voornaam:
veurnaom (Q095p Maastricht)
|
doopnaam, voornaam
III-2-2
|
18889 |
voornemen |
plan:
plan (Q095p Maastricht, ...
Q095p Maastricht),
pəlàn (Q095p Maastricht),
voornemen:
veurneume (Q095p Maastricht, ...
Q095p Maastricht),
veurneumə (Q095p Maastricht, ...
Q095p Maastricht),
veurnumme (Q095p Maastricht, ...
Q095p Maastricht,
Q095p Maastricht),
ət veurnūmmə (Q095p Maastricht),
⁄t veurnumme (Q095p Maastricht)
|
voornemen || wat men zich voorgenomen heeft, een plan [opzet, voornemen, plan] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
23989 |
voornemen om niet meer te zondigen |
voornemen:
veurnumme (Q095p Maastricht),
voornemen om geen zonde meer te doen:
et veurnume um gein zun mie te doen (Q095p Maastricht),
voornemen om niet meer te zondigen:
veurneume um neet mie te zundige (Q095p Maastricht)
|
Het voornemen om niet meer te zondigen [de vuërzats]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
19007 |
voornemens zijn |
de intutie hebben:
de intuitie höbbe (Q095p Maastricht),
het plan hebben:
⁄t pəlàn höbbə (Q095p Maastricht),
het voornemen hebben:
ut veurneume höbbe (Q095p Maastricht),
plannen:
planne (Q095p Maastricht),
van plan zijn:
vaan plan zien (Q095p Maastricht, ...
Q095p Maastricht,
Q095p Maastricht),
vaan plàn zien (Q095p Maastricht),
van plan zien (Q095p Maastricht),
voornemens zijn:
veurneuməns zīēn (Q095p Maastricht),
veurnummes zien (Q095p Maastricht, ...
Q095p Maastricht),
veurnūmməs zien (Q095p Maastricht),
willen:
wéélə (Q095p Maastricht),
willen doen:
wèlle doen (Q095p Maastricht)
|
van plan zijn, het voornemen hebben [getijd zijn/hebben, betijd hebben, vörgers zijn] [N 85 (1981)] || voornemens zijn, van plan zijn || wat men zich voorgenomen heeft, een plan [opzet, voornemen, plan] [N 85 (1981)]
III-1-4
|