20251 |
voorouders |
vaders:
vajers (Q095p Maastricht),
voorvader:
veurvajer (Q095p Maastricht)
|
voorvader || voorvaders
III-2-2
|
17852 |
vooroverduikelen |
duikelen:
dukele (Q095p Maastricht),
dukelen (Q095p Maastricht),
duiken:
duke (Q095p Maastricht),
over zijn kop tuimelen:
øvər zinə kop tumələ (Q095p Maastricht),
tuimelen:
toemele (Q095p Maastricht)
|
duikelen, voorover vallen [stulpe, stölpe] [N 10 (1961)] || hij kan over zijn hoofd tuimelen (buitelen), een tuimeling maken [ZND 08 (1925)]
III-1-2
|
29072 |
voorpand |
voorpand:
vø̜̄rpant (Q095p Maastricht)
|
Voorstuk van een jas, vest enz. [N 59, 93]
II-7
|
34132 |
voorpoten met dikke knie |
stalbenen:
štalbɛi̯n (Q095p Maastricht)
|
[N 3A, 143; monogr.]
I-11
|
21855 |
voorraad |
stock (eng.):
stok (Q095p Maastricht),
voorraad:
veuraod (Q095p Maastricht),
veuraot (Q095p Maastricht),
veurraod (Q095p Maastricht, ...
Q095p Maastricht,
Q095p Maastricht,
Q095p Maastricht,
Q095p Maastricht,
Q095p Maastricht,
Q095p Maastricht),
veurraot (Q095p Maastricht, ...
Q095p Maastricht)
|
de hoeveelheid goederen die in een winkel aanwezig is om te verkopen [voorraad, reserve, mörske] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
32643 |
voorschaar |
schulpje:
šø̜.lǝpkǝ (Q095p Maastricht)
|
De vóór het kouter geplaatste kleine schaar, die bij het ploegen de bovenste laag van de "harde voor" afschilt en deze met de mest en evt. onkruid in de open voor schuift. De in dit lemma vermelde meervoudsvormen zijn waarschijnlijk verstrekt naar aanleiding van een wentelploeg, die immers van twee boven elkaar staande voorscharen is voorzien. Voor het (...)-gedeelte van varianten zie men het lemma ploegschaar. [JG 1a + 1b + 1c; JG 2c ; N 11, 31.IV.a; N 11, 33f + g; N 11A, 85a; monogr.]
I-1
|
21504 |
voorschieten |
voorschieten:
veurscheten (Q095p Maastricht, ...
Q095p Maastricht),
veursjeejte (Q095p Maastricht),
veursjete (Q095p Maastricht, ...
Q095p Maastricht)
|
Voorlopig voor iemand betalen [verschieten? b.v. ik zal het wel voor u verschieten?] [N 21 (1963)]
III-3-1
|
25471 |
voorschoot |
scholk:
šǫlǝk (Q095p Maastricht),
schootvel:
sxut˲vɛl (Q095p Maastricht)
|
De doorgaans van leer vervaardigde voorschoot van de smid en loodgieter. [N 33, 4; N 64, 163a; L B1, 65c; monogr.] || Volgens de informant van L 383 is de voorschoot blauw en volgens die van L 377 wit van kleur. [N 29, 102c; N 29, 102a; N 29, 102e; N 29, 102f; monogr.]
II-1, II-11
|
18278 |
voorschoot, schort (alg.) |
scholk:
sjolek (Q095p Maastricht),
sjolk (Q095p Maastricht, ...
Q095p Maastricht),
sjollek (Q095p Maastricht),
sjōllək (Q095p Maastricht),
šolk (Q095p Maastricht, ...
Q095p Maastricht),
šolək (Q095p Maastricht),
šōlək (Q095p Maastricht),
#NAME?
sjollek (Q095p Maastricht),
de e is kort toonloos
sjollek (Q095p Maastricht),
Sjollek < sjollook < sjoldook (sjol schortel + dook doek).
sjollek (Q095p Maastricht),
scholkje:
sjöllekske (Q095p Maastricht),
sjölləkskə (Q095p Maastricht)
|
Hoe noemt men het katoenen, wollen of zijden kledingstuk, dat de vrouw bij het werk draagt om haar kleren tegen vuil worden te beschermen en dat of de gehele voorzijde van het lichaam, of hoofdzakelijk de rok bedekt ? [DC 15 (1947)] || schort: boezelaar || voorschoot [ZND 08 (1925)], [ZND m] || voorschoot (door vrouwen gedragen) [ZND 17 (1935)] || voorschoot, werkschort zonder borststuk scholk, skolk, veuring, veurik, sloep, sloof, slopschorteldoek] [N 24 (1964)]
III-1-3
|
33353 |
voorstal, voedergang |
voergang:
vōrgāŋk (Q095p Maastricht),
voorstal:
vø̄r[stal] (Q095p Maastricht)
|
Het voorste gedeelte van de stal, gelegen tussen de (brand)muur van het woongedeelte en de voedergoot van de koeien. In een enkele dwarsstal, waarin de koeien met de kop naar het woongedeelte gekeerd staan, is het tevens de voedergang. In een dubbele dwarsstal, waarin de koeien met de staart naar elkaar toe staan, is de voorstal meestal de wat bredere voedergang langs de voorste rij koeien. In een dubbele dwarsstal, waarin de koeien met de kop naar elkaar toe staan, bevindt de voorstal zich opzij van de dubbele koeienstand. In een dubbele langsstal, waarin twee rijen koeien in de lengterichting van de stal staan, is het de vrije ruimte tussen het woonhuis en de dubbele koeienstandplaats. In de voorstal wordt het voer klaar gemaakt, wordt voer voor direct gebruik bewaard en bevinden zich toestellen en machines, zoals bietensnijmachine en veevoederkookketel. De voorstal is soms een tussen stal en keuken gelegen, apart vertrek geworden. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel (stal) het lemma "stal" (2.1.2). Zie afbeelding 8. [N 5A, 34a, 40a, 46a en 48a; N 4, 72 en 77; S 50; monogr.]
I-6
|