17633 |
boezem |
brood op de plank:
dat mins heet broed op de plaank (Q095p Maastricht),
gilet (fr.):
ne ferme zjielee (Q095p Maastricht),
kom-eens-voor:
unne kom-ins-veur (Q095p Maastricht),
kom-eens-voor alstublieft:
kóm ns väör ezzebleef (Q095p Maastricht),
memmen:
memme (Q095p Maastricht),
straatje:
sträötsje (Q095p Maastricht)
|
boezem, ruimte tussen de borsten [N 10c (1995)]
III-1-1
|
18209 |
boezeroen |
boezeroen:
bazeroen (Q095p Maastricht),
boezeroen (Q095p Maastricht, ...
Q095p Maastricht,
Q095p Maastricht),
AN boezeroen.
bazjeroen (Q095p Maastricht),
kiel:
keel (Q095p Maastricht),
kieltje:
ke:lkə (Q095p Maastricht),
overhemd:
euverhumme (Q095p Maastricht),
euverhömme (Q095p Maastricht)
|
[bazjeroen*]: soort van kiel || boezeroen [ZND 01 (1922)] || boezeroen, blauwlinnen of katoenen (boeren)overhemd [boezeloen, bazeoren, bazzeroel] [N 23 (1964)] || Boezeroen. Hoe noemt men het kledingstuk, dat van ongeveer dezelfde stof is gemaakt en ongeveer hetzelfde model heeft, maar dat in de broek wordt gestoken? (Het zou in het Nederlands het beste aangeduid worden met boezeroen of overhemd). [DC 14A (1946)] || Hoe noemt men den boezeroen of katoenen werkkiel? [DC 09 (1940)]
III-1-3
|
18064 |
bof |
bof:
bof (Q095p Maastricht),
boof (Q095p Maastricht),
bōf (Q095p Maastricht),
bóf (Q095p Maastricht)
|
Bof: de ziekte waarbij men een opgezet gezicht krijgt door ontsteking van de oorspeekselklier en zwelling van de lymfevaten (dikoor, smartoor, bof). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
34655 |
bok van het rijtuig |
bok:
bok (Q095p Maastricht)
|
Zitplaats voor de koetsier of de voerman. Alleen bij het rijtuig vormt de bok een vast onderdeel. Bij de kar en de wagen wordt soms een plank tussen de berries gelegd die als geïmproviseerde zitplaats dient. Uit vragenlijst N 101, waar gevraagd werd naar de zitplaats van de voerman van een rijtuig, kwamen vrijwel uitsluitend opgaven van het type bok. [N 17, 38a-b + 40 + add; N G, 58d; N 101, 18a; monogr.]
I-13
|
20517 |
bokking |
bokkem:
bukkem (Q095p Maastricht, ...
Q095p Maastricht),
bökkem (Q095p Maastricht, ...
Q095p Maastricht,
Q095p Maastricht,
Q095p Maastricht,
Q095p Maastricht),
bökkum (Q095p Maastricht, ...
Q095p Maastricht,
Q095p Maastricht),
bökkəm (Q095p Maastricht, ...
Q095p Maastricht,
Q095p Maastricht,
Q095p Maastricht,
Q095p Maastricht,
Q095p Maastricht,
Q095p Maastricht),
Bökkeme mèt eijer op vriedag sjoen bökkeme, gojekoup
bökkem (Q095p Maastricht)
|
bokking || bokking, gerookte haring [ZND 24 (1937)] || bolling; Hoe noemt U: Gezouten en gedroogde vis (bolling) [N 80 (1980)] || haring; Hoe noemt U: Een gerookte haring (massisse, bukkem, boesterin, boksharing) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
29666 |
bol klei |
bal:
bāl (Q095p Maastricht)
|
Klomp klei waarmee de vorm gevuld werd. Een bol klei was ongeveer anderhalf maal de inhoud van een gevormde, ongebakken steen. [N 98, 76; monogr.]
II-8
|
31464 |
bolhamer |
bolhamel:
bǫlhāmǝl (Q095p Maastricht)
|
In het algemeen een hamer met één of twee bolronde koppen. Zie ook afb. 161. De hamer wordt gebruikt bij het uitdrijven, het bol of wijder maken van de buitenwijdte van een werkstuk door met een (bol)hamer van binnen naar buiten te slaan. Zie ook het lemma "drijven". Het woordtype bolhamer kon in L 210, L 246, L 266 en L 291 ook worden gebruikt voor een hamer met een bolvormige en een halfbolvormige kop. [N 33, 57; N 33, 67; N 64, 39c; N 64, 39i; N 64, 40b-c; N 66, 6i; N 66, 7b-c]
II-11
|
18410 |
bolhoed: algemeen |
bolhoed:
bolhoed (Q095p Maastricht),
bolhood (Q095p Maastricht, ...
Q095p Maastricht),
bòlhoet (Q095p Maastricht)
|
bolhoed [N 25 (1964)] || Welke namen kent U voor de stijve hoed met ronde bol? (eventueel spotnamen) [N 45 (1972)]
III-1-3
|
18412 |
bolhoed: spotnamen |
stijve hoed:
stijve hoed (Q095p Maastricht)
|
Welke namen kent U voor de stijve hoed met ronde bol? (eventueel spotnamen) [bolhoed] [N 45 (1972)]
III-1-3
|
17605 |
bolle wangen |
appelenwangen:
appele wange (Q095p Maastricht),
appelenwangetjes:
appele wengskes (Q095p Maastricht),
bolle wangen:
bòlle wange (Q095p Maastricht),
kakwangen:
kakwange (Q095p Maastricht, ...
Q095p Maastricht),
papblazer:
i.e. persoon met bolle wangen.
papbloozer (Q095p Maastricht)
|
wang: bolle wangen [toetwange, zwabberkaken, volle maan] [N 10 (1961)]
III-1-1
|