e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Maastricht

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
windhoos bijs: bɛis (Maastricht), koestoot: keujstoes (Maastricht), koestootje: keujstüesje (Maastricht), koude noordenwind: #NAME?  ənə kawə nōrdəvent (Maastricht), windje: e windsje (Maastricht) klein windhoosje, dwarrelig van bladeren en zand [echelstaart, keujmenke] [N 22 (1963)] III-4-4
windmolen windmolen: went[molen] (Maastricht) Een molen die door de wind wordt aangedreven. De windmolen kan worden onderverdeeld in twee belangrijke hoofdgroepen: de standerdmolen en de Hollandse molen. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel -ømolenŋ het lemma ɛmolenɛ.' [Sche 2; Grof 2; monogr.; N D add.] II-3
windstilte geen wind: geinə wind (Maastricht), stil (weer): stél (Maastricht), windstil (weer): weendstèl (Maastricht), wind stèl (Maastricht, ... ), windstel (Maastricht), windstil (Maastricht), windstèl (Maastricht, ... ), wintstil (Maastricht, ... ), windstilte: weendstèltə (Maastricht), windstèlte (Maastricht, ... ), wintstiltə (Maastricht, ... ), wintstèltə (Maastricht) windstil, zonder wind, gezegd van het weer [blak, stil] [N 81 (1980)] || windstilte, toestand dat er geen wind is [blakte] [N 81 (1980)] III-4-4
windzuiger windhapper: we.nthapǝr (Maastricht), wenthapǝr (Maastricht) Paard dat zich bijv. op de rand van een deur of voerbak vastklemt en met een klokkend geluid lucht naar binnen zuigt, die in de plaats van in de longen in de maag terechtkomt. Door te veel lucht in de maag kan het koliek (zie het lemma ''buikkrampen'' (7.4)) krijgen. [JG 1a, 1b; N 8, 62q, 84f en 85; A 48A, 41b en 41c] I-9
winkel boetiek (<fr.): petik (Maastricht), winkel: weenkəl (Maastricht), winkel (Maastricht, ... ), winkəl (Maastricht, ... ), wīnkəl (Maastricht), wəən-kəl (Maastricht) het huis of een gedeelte van een huis waar koopwaren in het klein worden verkocht [winkel, nering, doening] [N 89 (1982)] || inrichting voor de uitoefening van een bepaalde tak van industrie, handel, enz. [bedrijf, zaak, gedoente, doen, gedoe, gedoendel] [N 89 (1982)] III-3-1
winkel drijven zakes doen: zaakes doen (Maastricht) winkel drijven [N 102 (1998)] III-3-1
winkelhaak schrijfhaak: šrīfhǭk (Maastricht), vijf: vęjf (Maastricht), winkelhaak: weŋkelhǭk (Maastricht), weŋkǝlhǭk (Maastricht, ... ), winkelhaok (Maastricht) Haak waarvan de armen een hoek van 900 vormen. Met de winkelhaak kunnen rechte hoeken worden afgeschreven of worden gecontroleerd op hun haaksheid. Zie ook afb. 103 en het lemma ɛwinkelhaakɛ in Wld II.9, pag. 10 en Wld II.11, pag. 56-57.' [N 53, 187; monogr.] || Haak waarvan de armen een hoek van 900 vormen. Met de winkelhaak wordt haaks afgetekend en worden werkstukken op hun haaksheid gecontroleerd. Zie ook afb. 2. [N 30, 13a; monogr.] || Haak waarvan de armen een hoek van 900 vormen. Met de winkelhaak wordt haaks afgetekend of kunnen werkstukken op hun haaksheid worden gecontroleerd. De winkelhaak kan L- of T-vormig zijn uitgevoerd en al dan niet van een aanslag (blok) of maatverdeling zijn voorzien. De T-vormige winkelhaak wordt ook T-haak of kruishaak genoemd. Zie ook het lemma "winkelhaak" in Wld II.9, pag. 10 en afb. 76. [N 33, 318a; N 33, 318c-d; N 64, 79b; monogr.] || Rechthoekige scheur in een kledingstuk. Een mogelijk verklaring van het woordtype vijf (c.q. fünf) geeft het WNT (XXI, pag. 536 s.v. ɛvijfɛ 4): ø̄Wat den vorm heeft van een cijfer ɛvijfɛ. Gewest. in het Zuiden als ben. voor een winkelhaak (scheur), die aan een Romeinse V doet denkenø̄.' [N 59, 192b; N 62, 43b; N 62, 43c; Gi 1.IV, 11; MW; S 44; monogr.] || winkelhaak: rechthoekige scheur II-11, II-12, II-7, II-9, III-1-3
winnen winnen: wine (Maastricht), winne (Maastricht, ... ), winnə (Maastricht), winə (Maastricht) III. Winnen; hij won; gewonnen. [ZND 25 (1937)] || winnen [GTRP (1980-1995)] || Winnen. [ZND m], [ZND m] III-3-2
winst benefice (<fr.): binnefiet (Maastricht), opbrengst: ōbbreen.gs (Maastricht), rabat (<du./it.): rabat (Maastricht), rebat (Maastricht), voordeel: veurdeil (Maastricht, ... ), winst: wins (Maastricht, ... ) de opbrengst boven de kosten [winst, voordeel, bonheur, beneficie, rabat, avetje] [N 89 (1982)] III-3-1
winteren rotten: rǫtǝ (Maastricht) Gezegd van klei die op de voorraadplaats gedurende de winter of de ligtijd een rottingsproces ondergaat. De woordtypen mouden of uitmouden waren in Q 83 gebruikelijk in de betekenis ø̄̄met vocht vermengen, knedenø̄̄. De zegsman hier gebruikt de woorden in een afwijkende betekenis: ø̄̄van klei, door weer en wind gebroken wordenø̄̄. [N 98, 60; monogr.] II-8