e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Maastricht

Overzicht

Gevonden: 8094
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
zuurdesem desem: deisem (Maastricht), zuurdesem: zūrdeͅjsəm (Maastricht) desem || zuurdesem: een beetje deeg overgehouden van de vorige maal (Fr. levain) [ZND 02 (1923)] III-2-3
zuurkool zuurmoes: zoer moos (Maastricht), zoermoos (Maastricht, ... ), zūrmōs (Maastricht), e doorrege stök piekelvleis huurt in ¯t zoermoos  zoermoos (Maastricht) ingemaakte witte kool [DC 27 (1955)] || zuurkool [ZND 08 (1925)] III-2-3
zuurtijd geren: gērǝ (Maastricht), rusttijd: røstīt (Maastricht) De tijd gedurende welke het deeg moet blijven liggen om zuurdeeg te worden. Volgens informanten kan deze tijd verschillend zijn. Gewoonlijk duurt die één à twee dagen. Maar ze kan ook één nacht beslaan of een week of soms zelfs 14 dagen. De beantwoording van de vraag de "zuurtijd" was gedeeltelijk van dien aard dat een aantal woordtypen werkwoorden zijn. [N 29, 23c] II-1
zwaaien zwaaien: zweije (Maastricht), zweijə (Maastricht), zwejje (Maastricht), zwingelen: zwingele (Maastricht) Zwaaien: (langzaam) ritmisch heen en weer bewegen, bijv. met de armen (scharrewarren, scharmaaien, zwingelen). [N 84 (1981)] III-1-2
zwaaien met het wierookvat het wierooksvat zwaaien: `t wieruiks-vaat zwèjje (Maastricht), met het wierooksvat zwaaien: mèt `t wierouksvaat zwaaie (Maastricht), mèt t wierouksvaat zwejje (Maastricht), wierooksvat zwaaien: wierooksvaat zweije (Maastricht), zwaaien: zwèie (Maastricht), Ook `wierouke`.  zwejje (Maastricht), zwaaien met het wierooksvat: zwèje mèt ut wierooksvaat (Maastricht) (met) het wierookvat zwaaien. [N 96B (1989)] III-3-3
zwaaihaak verstelbare winkelhaak: vǝrstęlbārǝ weŋkǝlhǭk (Maastricht), werphaak: wɛrǝfhǭk (Maastricht), zwaaihaak: zwɛjhǭk (Maastricht), zweihaak: zwęjhǭk (Maastricht) Winkelhaak waarvan de benen beweegbaar zijn. De zwaaihaak bestaat doorgaans uit een huis en een veer die scharnierend met elkaar verbonden zijn. Met een schroef kan men de veer in de gewenste hoek vastzetten. Men onderscheidt de enkele en de dubbele zwaaihaak. De eerste is L-vormig, de tweede heeft de vorm van een T. De zwaaihaak wordt gebruikt om hoeken op te meten en af te tekenen. Zie ook het lemma "zwaaihaak" in Wld II.9, pag. 11-12 en afb. 78. [N 33, 318b; N 64, 79a] || Winkelhaak waarvan de benen ten opzichte van elkaar beweegbaar zijn, zodat men er scherpe, rechte en stompe hoeken mee kan afschrijven en kan controleren. Zie ook afb. 105 en vgl. het lemma ɛzwaaihaakɛ in Wld II.9, pag. 11-12 en Wld II.11, pag. 57-58. De kuiper gebruikt de zwaaihaak onder meer tijdens het opzetten, het overeind zetten van de duigen in een voorlopige kopband. Hij kan dan met de zwaaihaak controleren of het vat de juiste stand behoudt. Zie ook het lemma ɛhet vat opzettenɛ.' [N 53, 189; N E, 27; N G, 18b; monogr.] || Winkelhaak waarvan handvat en veer ten opzichte van elkaar beweegbaar zijn. Met een schroef kan men de veer in de gewenste hoek vastzetten. De zwaaihaak wordt gebruikt om hoeken op te meten. Zie ook afb. 5. [N 30, 13c; monogr.] II-11, II-12, II-9
zwaan, algemeen wilde zwaan: wèl zwaon (Maastricht), zwaan: zwaon (Maastricht, ... ), zwaantje: dim.mv.  zwäönsjes (Maastricht, ... ) wilde zwaan (152 geen knobbel op de snavel; gele snavel; rechte nek [N 09 (1961)] || zwaan [ZND m] III-4-1
zwaar paard boerenpaard: būrǝpērt (Maastricht), bonk: boŋk (Maastricht) Zwaargebouwd paard, geschikt voor het veldwerk of als trekdier. Zie afbeelding 7. [JG, 2c; N 8, 62d, 62e en 64b] I-9
zwaar verkouden snotsverkoud: snootsverkajd (Maastricht), stevig verkoud: ich been stevig verkaaid (Maastricht) Verkouden: verkouden zijn; ontsteking van neusslijmvlies, met neusverstopping en slijmafscheiding (verkoud, verkouden, verkeld, versnoft). [N 84 (1981)] || Verkoudheid. Op welke wijze wordt dit gewoonlijk uitgedrukt? B.v. Ik ben ~ [DC 27 (1955)] III-1-2
zwabber dweil: doogeveer neet (Maastricht), dweil (Maastricht, ... ), mopborstel: zwabber  mòpbeurstel (Maastricht), zwabber: zwabber (Maastricht, ... ) bezem (met lange steel); inventarisatie benamingen; betekenis/uitspraak [N 20 (zj)] || Dweil aan een steel gebonden (zwabber, dweil, aftrekker) [N 79 (1979)] III-2-1