20541 |
zuurdesem |
desem:
deisem (Q095p Maastricht),
zuurdesem:
zūrdeͅjsəm (Q095p Maastricht)
|
desem || zuurdesem: een beetje deeg overgehouden van de vorige maal (Fr. levain) [ZND 02 (1923)]
III-2-3
|
20679 |
zuurkool |
zuurmoes:
zoer moos (Q095p Maastricht),
zoermoos (Q095p Maastricht, ...
Q095p Maastricht),
zūrmōs (Q095p Maastricht),
e doorrege stök piekelvleis huurt in ¯t zoermoos
zoermoos (Q095p Maastricht)
|
ingemaakte witte kool [DC 27 (1955)] || zuurkool [ZND 08 (1925)]
III-2-3
|
25556 |
zuurtijd |
geren:
gērǝ (Q095p Maastricht),
rusttijd:
røstīt (Q095p Maastricht)
|
De tijd gedurende welke het deeg moet blijven liggen om zuurdeeg te worden. Volgens informanten kan deze tijd verschillend zijn. Gewoonlijk duurt die één à twee dagen. Maar ze kan ook één nacht beslaan of een week of soms zelfs 14 dagen. De beantwoording van de vraag de "zuurtijd" was gedeeltelijk van dien aard dat een aantal woordtypen werkwoorden zijn. [N 29, 23c]
II-1
|
17883 |
zwaaien |
zwaaien:
zweije (Q095p Maastricht),
zweijə (Q095p Maastricht),
zwejje (Q095p Maastricht),
zwingelen:
zwingele (Q095p Maastricht)
|
Zwaaien: (langzaam) ritmisch heen en weer bewegen, bijv. met de armen (scharrewarren, scharmaaien, zwingelen). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
23561 |
zwaaien met het wierookvat |
het wierooksvat zwaaien:
`t wieruiks-vaat zwèjje (Q095p Maastricht),
met het wierooksvat zwaaien:
mèt `t wierouksvaat zwaaie (Q095p Maastricht),
mèt t wierouksvaat zwejje (Q095p Maastricht),
wierooksvat zwaaien:
wierooksvaat zweije (Q095p Maastricht),
zwaaien:
zwèie (Q095p Maastricht),
Ook `wierouke`.
zwejje (Q095p Maastricht),
zwaaien met het wierooksvat:
zwèje mèt ut wierooksvaat (Q095p Maastricht)
|
(met) het wierookvat zwaaien. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
29944 |
zwaaihaak |
verstelbare winkelhaak:
vǝrstęlbārǝ weŋkǝlhǭk (Q095p Maastricht),
werphaak:
wɛrǝfhǭk (Q095p Maastricht),
zwaaihaak:
zwɛjhǭk (Q095p Maastricht),
zweihaak:
zwęjhǭk (Q095p Maastricht)
|
Winkelhaak waarvan de benen beweegbaar zijn. De zwaaihaak bestaat doorgaans uit een huis en een veer die scharnierend met elkaar verbonden zijn. Met een schroef kan men de veer in de gewenste hoek vastzetten. Men onderscheidt de enkele en de dubbele zwaaihaak. De eerste is L-vormig, de tweede heeft de vorm van een T. De zwaaihaak wordt gebruikt om hoeken op te meten en af te tekenen. Zie ook het lemma "zwaaihaak" in Wld II.9, pag. 11-12 en afb. 78. [N 33, 318b; N 64, 79a] || Winkelhaak waarvan de benen ten opzichte van elkaar beweegbaar zijn, zodat men er scherpe, rechte en stompe hoeken mee kan afschrijven en kan controleren. Zie ook afb. 105 en vgl. het lemma ɛzwaaihaakɛ in Wld II.9, pag. 11-12 en Wld II.11, pag. 57-58. De kuiper gebruikt de zwaaihaak onder meer tijdens het opzetten, het overeind zetten van de duigen in een voorlopige kopband. Hij kan dan met de zwaaihaak controleren of het vat de juiste stand behoudt. Zie ook het lemma ɛhet vat opzettenɛ.' [N 53, 189; N E, 27; N G, 18b; monogr.] || Winkelhaak waarvan handvat en veer ten opzichte van elkaar beweegbaar zijn. Met een schroef kan men de veer in de gewenste hoek vastzetten. De zwaaihaak wordt gebruikt om hoeken op te meten. Zie ook afb. 5. [N 30, 13c; monogr.]
II-11, II-12, II-9
|
24284 |
zwaan, algemeen |
wilde zwaan:
wèl zwaon (Q095p Maastricht),
zwaan:
zwaon (Q095p Maastricht, ...
Q095p Maastricht),
zwaantje:
dim.mv.
zwäönsjes (Q095p Maastricht, ...
Q095p Maastricht)
|
wilde zwaan (152 geen knobbel op de snavel; gele snavel; rechte nek [N 09 (1961)] || zwaan [ZND m]
III-4-1
|
33836 |
zwaar paard |
boerenpaard:
būrǝpērt (Q095p Maastricht),
bonk:
boŋk (Q095p Maastricht)
|
Zwaargebouwd paard, geschikt voor het veldwerk of als trekdier. Zie afbeelding 7. [JG, 2c; N 8, 62d, 62e en 64b]
I-9
|
18075 |
zwaar verkouden |
snotsverkoud:
snootsverkajd (Q095p Maastricht),
stevig verkoud:
ich been stevig verkaaid (Q095p Maastricht)
|
Verkouden: verkouden zijn; ontsteking van neusslijmvlies, met neusverstopping en slijmafscheiding (verkoud, verkouden, verkeld, versnoft). [N 84 (1981)] || Verkoudheid. Op welke wijze wordt dit gewoonlijk uitgedrukt? B.v. Ik ben ~ [DC 27 (1955)]
III-1-2
|
19459 |
zwabber |
dweil:
doogeveer neet (Q095p Maastricht),
dweil (Q095p Maastricht, ...
Q095p Maastricht),
mopborstel:
zwabber
mòpbeurstel (Q095p Maastricht),
zwabber:
zwabber (Q095p Maastricht, ...
Q095p Maastricht,
Q095p Maastricht)
|
bezem (met lange steel); inventarisatie benamingen; betekenis/uitspraak [N 20 (zj)] || Dweil aan een steel gebonden (zwabber, dweil, aftrekker) [N 79 (1979)]
III-2-1
|