28841 |
boordband |
boordelint:
bø̜̄rlent (Q095p Maastricht)
|
Het lint of de band waarmee men boordt. Boordband is geweven, niet rekkende naadband, gemaakt van katoen, zijde of synthetisch materiaal in een breedte van 1 cm (Het Beste Naaiboek, pag. 16). [N 62, 58a; N 59, 41; N 62, 58b; N 62, 58c; MW]
II-7
|
18698 |
boordenknoopje |
bandjesknoopje:
bendsjesknuipke (Q095p Maastricht),
bendsjesknöpke (Q095p Maastricht),
hemdsknoopje:
heumeskneupke (Q095p Maastricht),
knoopje:
knöpke (Q095p Maastricht)
|
boordeknoopje [N 23 (1964)]
III-1-3
|
27345 |
boorijzer |
boor:
bō.r (Q095p Maastricht),
boorijzer:
bǭrīzǝr (Q095p Maastricht)
|
De metalen staaf die in de boorhouder van de boormachine wordt gestoken en waarmee al draaiend gaten in het te bewerken materiaal gemaakt kunnen worden. Afhankelijk van de bewerkingen die moeten worden uitgevoerd en de soort materiaal waarin geboord moet worden, kan het boorijzer diverse uitvoeringen hebben. Zie ook de lemmata "puntboor", "centerboor", "penboor", "kotterboor", etc. Boorijzers werden vroeger door de smid zelf gemaakt. [N 33, 156] || Werktuig om ronde gaten te maken in hout of metaal, bestaande uit een metalen staaf met snijdende delen. Het boorijzer wordt bevestigd in een handvat, een booromslag of in de kop van een boormachine. [N 53, 160a; N 53, 161b; monogr.]
II-11, II-12
|
27364 |
boorkop |
boorijzerkop:
bǭrīzǝrkǫp (Q095p Maastricht)
|
Het onderste uiteinde van het boorijzer dat op het te bewerken materiaal wordt geplaatst. Afhankelijk van de bewerkingen die moeten worden uitgevoerd en de soort materiaal waarin geboord moet worden, kan de kop van het boorijzer diverse uitvoeringen hebben. Zo hebben boorkoppen van houtboren doorgaans een centreer- of schroefpunt, terwijl spiraalboren van een boorpunt zijn voorzien. Zie ook het lemma "boorkop" in Wld II.5, pag. 76-77. [N 33, 157]
II-11
|
27813 |
boormachine |
boormachine:
bǭrmǝšin (Q095p Maastricht)
|
In het algemeen een werktuig dat met behulp van handkracht of een andere aandrijfkracht in beweging wordt gezet en dient om gaten te boren. In de boorhouder van de boormachine wordt daartoe een boorijzer bevestigd. Zie ook de lemmata "handboormachine", "borstmachine", "borstboormachine", "kolomboormachine", etc. [N 33, 122]
II-11
|
31422 |
booromslag |
omslag:
ømslāx (Q095p Maastricht),
zweng:
zwęŋk (Q095p Maastricht),
zwong:
zwøŋk (Q095p Maastricht)
|
Een C-vormige houten of metalen kruk waarmee bij de omslagboor een draaiende beweging aan het boorijzer wordt gegeven. Aan de bovenzijde is een leunknop aangebracht waarmee men tijdens het boren met de hand of met de borst druk kan uitoefenen op het boorijzer. Zie ook afb. 81 en het lemma ɛbooromslagɛ in Wld II.11, pag. 84. De omslagboor wordt door verschillende houtbewerkers gebruikt. De klompenmaker boort er bijvoorbeeld koppelgaatjes mee in klompen. Zie voor de woordtypen boordrouw en borendrouw uit respectievelijk Kerkrade e.o. (Q 121) en Montzen (Q 253) ook RhWb (I), kol. 1437, s.v. Drau, ø̄das Gestell am Handbohrer, das den eingesetzten Bohrer dreht, Bohrwinde Drehbügelø̄.' [N 33, 133; N 53, 161a; N 97, 110a; A 29a, 14a-14b; monogr.] || Een soort beugel in de vorm van een letter C met aan de bovenzijde een knop en aan de onderzijde een boorhouder. De booromslag wordt gebruikt om een boorijzer met de hand rond te draaien. De knop wordt daarbij tegen de borst geplaatst, terwijl tegelijkertijd met de beugel een draaiende beweging wordt gemaakt. Zie ook afb. 128. Zie voor het woordtype drouw (Q 121b, Q 284) ook RhWb I, kol. 1437, s.v. Drau: ...das Gestell am Handbohrer, das den eingesetzten Bohrer dreht, Bohrwinde, Drehbügel" en Wbd II.6, pag. 1980, lemma "booromslag", woordtype boordroef (L 205, L 206). [N 33, 153-154; N 33, 143; N 33, 121; monogr.]
II-11, II-12
|
31413 |
boortafel |
boortafel:
bǭrtǭfǝl (Q095p Maastricht)
|
Het vaak in hoogte verstelbare deel van de tafel- of kolomboormachine waarop het werkstuk wordt vastgezet. In het werkblad van de boortafel zijn daartoe verschuifbare beugels aangebracht waarmee het te bewerken voorwerp kan worden vastgeklemd. [N 33, 124]
II-11
|
18863 |
boos |
geaffronteerd:
gəāffrònteert (Q095p Maastricht),
giftig:
giftich (Q095p Maastricht),
giftig (Q095p Maastricht, ...
Q095p Maastricht,
Q095p Maastricht),
giftig weurde (Q095p Maastricht),
kwaad:
koed (Q095p Maastricht, ...
Q095p Maastricht,
Q095p Maastricht,
Q095p Maastricht,
Q095p Maastricht),
koed zien (Q095p Maastricht),
koet (Q095p Maastricht, ...
Q095p Maastricht),
op zijn ponteneur staan:
op zenne ponteneur stoon (Q095p Maastricht),
op zijn tenen getreden:
op zən tienə gətreijd (Q095p Maastricht),
vals:
vals (Q095p Maastricht)
|
boos || boos, kwaad ten gevolge van een belediging [kwaad, boos, vuil] [N 85 (1981)] || kwaad, boos, toornig
III-1-4
|
21178 |
boot(je) |
boot(je):
beutsjə (Q095p Maastricht),
boot (Q095p Maastricht, ...
Q095p Maastricht,
Q095p Maastricht,
Q095p Maastricht,
Q095p Maastricht),
bōōt (Q095p Maastricht),
pontje:
punsje (Q095p Maastricht),
pónsje (Q095p Maastricht),
schuit(je):
sjuit (Q095p Maastricht),
Algemene opmerking bij deze vragenlijst: deze lijst heb ik letterlijk, zoals invuller het genoteerd heeft overgenomen!
sjēūt (Q095p Maastricht)
|
een klein open vaartuig met riemen of zeil voortbewogen [boot, schuit] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
19600 |
bord |
rayonplank:
rǝjonplāŋk (Q095p Maastricht),
rǝjǫŋplāŋk (Q095p Maastricht
[(gewoonlijk 175x20 cm)]
),
telloor:
teleur (Q095p Maastricht, ...
Q095p Maastricht,
Q095p Maastricht),
təlø̄r (Q095p Maastricht, ...
Q095p Maastricht),
tɛlø̄̄r (Q095p Maastricht)
|
bord [ZND m] || bord om van te eten [Van Ginneken NE] || Bord, tafelbord. Plat aardewerk. De bodem van een bord of schotel vertoonde soms een geringeloord getal, dat de inhoudsmaat aangaf en tevens prijsbepalend was. Een en ander was gebaseerd op éénkwart. Men verkocht een schotel of bord per kwart, achtste of zestiende (Hermans, pag. 19). [N 49, 103a; monogr.] || eetbord || Plank waarop de draaier werkstukken van een bepaalde afmeting plaatst om deze door een helper naar de droogplaats of droogzolder te laten brengen. De rayonplank (Q 95) bevond zich in de rayonwagel (r\jǫnwāg\l), een wagen waarop de voorraden werden gestapeld. [N 49, 51a; monogr.] || tafelbord || teljoor
II-8, III-2-1
|