24719 |
boveneinde van de stam |
top:
toppe mv (Q095p Maastricht),
tup (Q095p Maastricht),
tóp (Q095p Maastricht),
tóppe (Q095p Maastricht),
eigen spellingsysteem
top (Q095p Maastricht),
Endepols
de’n tòp (Q095p Maastricht),
top (Q095p Maastricht),
tóp (Q095p Maastricht, ...
Q095p Maastricht),
WBD/WLD
tóp (Q095p Maastricht, ...
Q095p Maastricht,
Q095p Maastricht,
Q095p Maastricht),
WLD
top (Q095p Maastricht),
top v.d. boum (Q095p Maastricht),
tòp (Q095p Maastricht),
topje:
tupke (Q095p Maastricht)
|
boomtop || Het dunne uiteinde van de stam, bovenaan (top, kop, topeind). [N 82 (1981)]
III-4-3
|
29607 |
bovengrond |
erf:
ęrǝf (Q095p Maastricht)
|
De laag aarde die onbruikbaar is voor het vormen van stenen en dus terzijde wordt gelegd. Doorgaans spreidt men deze grond later weer uit over het afgegraven terrein, zodat dit opnieuw in cultuur kan worden genomen. [N 98, 18; monogr.]
II-8
|
25497 |
bovenkant van een peperkoek |
korst:
kōrs (Q095p Maastricht),
prent:
prent (Q095p Maastricht)
|
[N 29, 94a]
II-1
|
25491 |
bovenkant van het brood |
korst:
kōrs (Q095p Maastricht),
kruin:
krūn (Q095p Maastricht)
|
[N 29, 54a; monogr.]
II-1
|
29058 |
bovenkraag |
bovenkraag:
bōvǝkrāx (Q095p Maastricht)
|
Het buitenste of bovenste gedeelte van de kraag dat in het zicht komt. [N 59, 121a]
II-7
|
30325 |
bovenlicht |
bovenlicht:
bōvǝlēx (Q095p Maastricht)
|
Zie kaart. Met de term 'bovenlicht' kan zowel een vast raam boven een (voor)deur als het al dan niet naar binnen openklappend bovenste deel van een raam worden bedoeld. De woordtypen 'waaier', 'waai', 'spinnekop', 'deurlicht' en 'deurvenster' duiden specifiek een vast raam boven een deur aan. [S 4; L 1 a-m; L 22, 10; L B1, 170; N 55, 54a; A 46, 10a, add.; A 46, 10c; A 49, 10; monogr.]
II-9
|
17618 |
bovenlip |
bovenlip:
boovelip (Q095p Maastricht),
bovelip (Q095p Maastricht),
bōvelìp (Q095p Maastricht)
|
bovenlip [DC 01 (1931)]
III-1-1
|
25076 |
bovenmate, hevig, zeer |
buitengewoon:
boetegewoen (Q095p Maastricht),
heel:
hiel (Q095p Maastricht),
uiterlijk:
ps. boven de ü moet nog een lengteteken staan!
ütərlək (Q095p Maastricht),
uitermate:
utermaote (Q095p Maastricht)
|
buitengewoon, in hoge mate || heel (graadwoord) [ZND m] || uitermate [ZND m] || zeer
III-4-4
|
30280 |
bovenregel |
bovenregel:
bōvǝrēgǝl (Q095p Maastricht)
|
De bovenste horizontale plank van de vergaring van een paneeldeur. [N 55, 26c; monogr.]
II-9
|
25969 |
bovenslagmolen |
bovenslagmolen:
bōvǝslā.x[molen] (Q095p Maastricht),
bōvǝšlā.x[molen] (Q095p Maastricht)
|
Watermolen waarbij het water aan de bovenzijde van het molenrad in bakken valt. Door het gewicht van de gevulde bakken wordt het rad in beweging gezet. Omdat er voor een bovenslagmolen veel verval vereist is, treft men dit type molen vooral aan de bovenloop van rivieren aan. Bij de bovenslagmolen bevindt zich steeds een vijver, waardoor de molenaar zich altijd van een voldoende hoeveelheid water verzekerd weet. Het woorddeel tap- in het woordtype tapmolen (P 55) verwijst daar naar. Zie verder ook de toelichting bij het lemma ɛvijver, molenvijverɛ. Het woorddeel -ømolenŋ is fonetisch gedocumenteerd in het lemma ɛmolenɛ.' [Vds 21; Coe 3; Jan 3; Grof 14; monogr.]
II-3
|