24307 |
brommen, zoemen van een insect |
zoemen:
zoeme (Q095p Maastricht)
|
gonzen
III-4-2
|
21603 |
brompot |
brombeer:
brombeer (Q095p Maastricht)
|
binnensmonds mompelen, gezegd van iemand die kwade zin heeft [morren, mompelen, mommelen, mopperen] [N 87 (1981)]
III-3-1
|
22586 |
bromtol |
bromdop:
bromdop (Q095p Maastricht),
bromtol:
bromtol (Q095p Maastricht, ...
Q095p Maastricht),
Vroeger onbekend, thans gebruikt men het alg. beschaafd woord.
bromtol (Q095p Maastricht),
kokkerel:
sjoene groete kokkerel (Q095p Maastricht),
{z. toel.}:
Nooit gezien.
/ (Q095p Maastricht)
|
Hoe noemt (noemde) men de tol, die bij het ronddraaien een brommend geluid maakt. I. als deze van hout en door een timmerman was gemaakt? [DC 24 (1953)], [DC 24 (1953)] || Hoe noemt (noemde) men de tol, die bij het ronddraaien een brommend geluid maakt. II. als deze van blik en bontgekleurd is? [DC 24 (1953)]
III-3-2
|
24948 |
bron |
bron:
bron (Q095p Maastricht, ...
Q095p Maastricht,
Q095p Maastricht,
Q095p Maastricht,
Q095p Maastricht,
Q095p Maastricht),
brōn (Q095p Maastricht),
bròn (Q095p Maastricht),
brón (Q095p Maastricht, ...
Q095p Maastricht),
brǫn (Q095p Maastricht),
ps. omgespeld volgens IPA!
broͅn (Q095p Maastricht),
sprong:
sprunk (Q095p Maastricht),
šprȳŋk (Q095p Maastricht),
wel:
wel (Q095p Maastricht, ...
Q095p Maastricht,
Q095p Maastricht,
Q095p Maastricht),
wèl (Q095p Maastricht)
|
bron [ZND 01 (1922)] || bron, natuurlijke opening in de grond waar water uit de grond opwelt [kwel, wel] [N 81 (1980)] || Natuurlijke opening in de grond waar water uit opwelt. [S 5; L 1a-m; L 22, 26; N 5A(I] || Opwellend water in de kleiput, veroorzaakt door de graafwerkzaamheden. [N 98, 26; monogr.]
I-8, II-8, III-4-4
|
34342 |
bronstig |
breustig:
brø̄stex (Q095p Maastricht)
|
Geslachtsdrift vertonend, gezegd van het vrouwelijk varken. [N 19, 12; N C, 4d; A 43, 20a; JG 1a, 1b, 1c, 2c; S 52, add.; N 76, add.; monogr.]
I-12
|
34141 |
bronstig op andere koeien springen |
reupen:
røi̯pǝ (Q095p Maastricht)
|
[N 3A, 9b]
I-11
|
33864 |
bronstig, van merries |
hits:
hets (Q095p Maastricht),
rossig:
rǫsex (Q095p Maastricht)
|
Geslachtsdrift vertonend, gezegd van merries. Een hengstige merrie reageert op de aanwezigheid van de hengst met het optillen van de staart. Ze neemt herhaaldelijk een urirende houding aan, waarbij kleine hoeveelheden urine worden geloosd, terwijl de clitorisch ritmisch naar buiten wordt geperst. Bij de afwezigheid van de hengst zijn deze symptomen minder duidelijk of soms geheel afwezig. [JG 1a, 1b, 1c, 2c; N 8, 42a en 44; N 8A, 2; monogr.]
I-9
|
20769 |
brood |
brood:
broed (Q095p Maastricht, ...
Q095p Maastricht,
Q095p Maastricht,
Q095p Maastricht,
Q095p Maastricht,
Q095p Maastricht),
broet (Q095p Maastricht),
brŏĕd (Q095p Maastricht),
brŏĕt (Q095p Maastricht, ...
Q095p Maastricht),
brud (Q095p Maastricht),
E broed bakke Veers, aajd broed In de oorlog waos ¯t broed sjlech Op water en broed zitte gein druug broed te ete höbbe
broed (Q095p Maastricht),
meervoud broder
brŏĕjər (Q095p Maastricht)
|
brood [DC 03 (1934)], [DC 39 (1965)], [RND]
III-2-3
|
25623 |
brood met gaten in de kruim |
boe de bakker zijn vrouw heeft doorgejaagd:
bu dǝ bɛkǝr zin vrǫw hēt dōrgǝjǭx (Q095p Maastricht)
|
Wanneer de grondstoffen niet gelijkmatig over het deeg verdeeld zijn, kan dit zich wreken in de structuur van de kruim van het gebakken brood. Als de gist niet goed fijngemaakt is, kunnen er grote gaten in de kruim ontstaan (Schoep blz. 125). De oorspronkelijke vraagstelling in N 29, 69a luidde: "Hoe noemt u brood met gaten in de kruin?" Het feit dat dit ''kruin kruim'' (= "binnenste van het brood") moest zijn heeft de beantwoording niet noemenswaardig be√Ønvloed. Men had immers ''kruin'' de betekenis "korst" kunnen geven (zie wbd ii afl. 1 blz. 126 in de vertaling) maar uit de antwoorden blijkt dat geenszins. In het lemma komen verschillende grammaticale categorieën voor.' [N 29, 69a; N 29, 69b]
II-1
|
25593 |
brood netten |
netten:
nętǝ (Q095p Maastricht),
pinselen:
pensǝlǝ (Q095p Maastricht)
|
Het bevochtigen van de bovenzijde van deegbrood. De bedoeling van deze bewerking is om bij het bakken een mooie bruine korst te krijgen. [N 29, 40a; N 29, 30b; N 29, 39b; N 29, 40d; monogr.]
II-1
|