18188 |
omslagdoek (alg.) |
plag:
plag (Q180p Mal)
|
schouderdoek, wollen ~ of omslagdoek, soms ook wel over het hoofd gedragen [neus-, nuisdook, nuizek, nuzzing, plak, plaggen, sjelon, falie] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
33651 |
omwalde akker |
hof:
hǭf (Q180p Mal)
|
Een akker welke omsloten is door een akkerwal, een brede gracht of door bossen. [N 11, 2e; N 11, 2f; N 27, 3b; A 10, 4; monogr.]
I-8
|
25149 |
onbewolkt |
klaar:
kloir (Q180p Mal)
|
klaar, helder [ZND 19A (1936)]
III-4-4
|
25496 |
onderbeschuit |
korst:
kos (Q180p Mal)
|
Er was gevraagd naar de "onderkant van de beschuit". Het kan echter zijn dat een enkel woordtype duidt op "beschuit die van het onderste gedeelte van de beschuitbol wordt gebakken". [N 29, 65b]
II-1
|
33450 |
onderdeur |
onderdeur:
onǝrdø̄r (Q180p Mal),
onderste halfdeur:
onǝrstǝ hāf˱dø̄r (Q180p Mal)
|
Het onderste deel van een gehalveerde poortvleugel is meer voor dagelijks gebruik, bedoeld om toegang te verlenen aan voetgangers en kleine voertuigen (karretjes) en om, in gesloten stand, aan vee de doorgang te beletten. In plaats van een onderdeur kan ook een kleine hekdeur van latten gebruikt worden. Zie ook afbeelding 18.e bij het lemma "poort" (4.1.1). [N 4A, 37c en 42d; monogr.]
I-6
|
18401 |
ondergoed |
ondergoed:
onergoed (Q180p Mal)
|
ondergoed, onderkleren [t onderdinge] [N 25 (1964)]
III-1-3
|
32731 |
ondergronden, woelen |
breken:
brę̄kǝ (Q180p Mal)
|
Met een aparte ploeg of met een aan de gewone ploeg bevestigde schaar, klauw of haak de zool, harde laag of bank onder (in) de voor breken of openrakelen. [N 11, 46; N27, 13b]
I-1
|
18257 |
onderhemd |
hemdje:
himmeke (Q180p Mal),
lijfje:
laifke (Q180p Mal)
|
onderhemd, onderkledingstuk dat op het blote lijf gedragen wordt [im, emmek, hem, himp, kemsel, liejms, sjmies, vlok] [N 25 (1964)]
III-1-3
|
25492 |
onderkant van het brood |
korst:
kos (Q180p Mal),
plat:
plat (Q180p Mal)
|
[N 29, 54b; monogr.]
II-1
|
18177 |
ondermuts |
ondermuts:
ondermuts (Q180p Mal)
|
mutsje, zwarte ~ dat onder de grote witte poffermuts wordt gedragen [ondermuts] [N 26 (1964)]
III-1-3
|