25633 |
beschuitdoppen |
opboller:
opbǫlǝr (Q180p Mal)
|
De vormen die bij het opbollen van beschuitdeeg gebruikt worden. [N 29, 59b; N 29, 59a]
II-1
|
25628 |
beschuitmeel |
bloem:
bloem (Q180p Mal)
|
Meel voor het bereiden van beschuitdeeg. Momenteel wordt hier het beste meel voor gebruikt, vroeger wel eens tarwe- of griesmeel. [N 29, 57a]
II-1
|
25636 |
beschuitmes |
mes:
mes (Q180p Mal)
|
Mes dat gebruikt wordt bij het doormidden snijden van de beschuitbollen. [N 29, 62b]
II-1
|
25638 |
beschuitsnijplank |
blok:
blok (Q180p Mal)
|
De plank of het blok waarop de beschuitbollen doormidden gesneden worden. [N 29, 62b; N 29, 62a; N 29, 61]
II-1
|
33166 |
besjes aan de aardappelplant |
pierebollen:
pirǝbǫlǝ (Q180p Mal)
|
De besachtige groene vruchten die zich uit de bloemen van de aardappelplant ontwikkelen. Vroeger, voordat men pootaardappelen selecteerde uit de eigen oogst, werd uit deze vruchtjes van de plant pootzaad gewonnen. Het lemma bevat alleen meervouden. Bij goesbollen wordt door de zegslieden opgegeven dat ...kinderen deze bollen aan een lange twijg (steken) en dan de bollen zo ver mogelijk weggooien of zwiepen; goezen is "zwiepen". Warnant (1949, 175) vermeldt dit spel ook voor Waals Haspengouw. Het regelmatige voorvoegsel aardappel- of patatte- is hier weggelaten; zie het lemma Aardappel. Zie voor de fonetische documentatie van de varianten voor aardappel, ook datzelfde lemma Aardappel. [N 12, 7; L 32, 14; monogr.; add. uit JG 1b]
I-5
|
25105 |
bestendig weer |
vast (weer):
vas wɛ.r (Q180p Mal)
|
bestendig weer [vaste lucht] [N 22 (1963)]
III-4-4
|
18845 |
beteuterd |
verstomd:
he stoent verstomp (Q180p Mal),
ook materiaal znd 32, 67
verstomp (Q180p Mal)
|
beteuterd, onthutst [ZND 01 (1922)] || hij stond beteuterd, onthutst [ZND 32 (1939)]
III-1-4
|
27448 |
beton |
béton:
bɛtõ̜ (Q180p Mal)
|
Een mengsel van cementspecie met een grove toeslag, bijv. grind, steenslag of bims, dat in bepaalde verhouding onder toevoeging van water wordt gemengd en tot een steenachtige massa verhardt. Een betonmengsel van één deel cement, twee delen zand en drie delen kiezel werd in L 321 een 'missing' ('meseŋ'), van 'missen' ø̄mengenø̄, genoemd. [N 30, 47a; N 30, 50; monogr.]
II-9
|
30046 |
beton storten |
beton gieten:
[beton] gītǝ (Q180p Mal)
|
De aangemaakte vloeibare beton in de bekisting gieten. Zie voor de fonetische documentatie van het woord '(beton)' het lemma 'Beton'. [N 30, 51c]
II-9
|